Arendt
Alleen iemand die pijn heeft, voelt werkelijk niets anders dan zichzelf.
Hannah Arendt in The Human Condition (1958)
Volgens Hannah Arendt (1906–1975) is het principe van elk hedonisme niet het nastreven van genot maar het vermijden van pijn. Zij baseert zich onder meer op David Hume die stelt dat wie gezondheid wil, uiteindelijk moet toegeven dat hij dat wil omdat ziekte pijnlijk is. Als je nog verder doorvraagt, zul je merken dat iemand geen reden kan geven waarom hij een hekel heeft aan pijn. Bij genot gaat het niet om jezelf, maar om iets anders dan jezelf. Maar pijn is een innerlijk gevoel dat niet afhankelijk is van iets buiten jezelf en daarmee net zo zeker als logica of wiskunde.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Doen en lijden zijn twee zijden van dezelfde medaille.
Hannah Arendt in The Human Condition (1958)
Omdat iedereen die zich beweegt in de maatschappij, de ‘actor’, dat altijd doet te midden van en in relatie tot andere handelende wezens, is hij nooit alleen maar een ‘doener’, maar altijd tegelijkertijd ‘lijder’. Daarom zijn volgens Hannah Arendt (1906–1975) doen en lijden ‘twee zijden van dezelfde medaille’. Elk verhaal waarmee een daad begint, bevat ook altijd de daden en het leed die daar het gevolg van zijn. En hoewel de daad misschien ‘uit het niets’ komt, zijn de consequenties daarvan eindeloos, want er ontstaat altijd een kettingreactie van nieuwe daden en nieuw leed. Dat betekent volgens Arendt dat actie en reactie nooit in een gesloten cirkel en uitsluitend tussen twee mensen bewegen. ‘De kleinste daad … draagt het zaad in zich van dezelfde eindeloosheid, want één daad, en soms zelfs één woord, is genoeg om elke constellatie te veranderen.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
We zijn allemaal hetzelfde, dat wil zeggen: mens, maar op zodanige wijze dat niemand ooit dezelfde is als iemand anders die ooit geleefd heeft, nu leeft of ooit zal leven.
Hannah Arendt in The Human Condition (1958)
Omdat we allemaal hetzelfde zijn in het feit dat we uniek zijn, zo vindt de Duits-Amerikaanse filosofie Hannah Arendt (1906-1975), is pluraliteit een van de twee voorwaarden voor het menselijk handelen. Dat betekent dat we moeten proberen alleen intersubjectieve en representatieve oordelen te vormen, dat wil zeggen: opvattingen waarvan het de bedoeling is dat ze gedeeld kunnen worden door anderen en waarin de meningen van anderen zijn verwerkt.
De andere voorwaarde is vrijheid. De vrijheid betekent dat we als het ware telkens opnieuw worden geboren: ‘Met woord en daad treden wij de wereld binnen en dit binnentreden is als een tweede geboorte, waarmee we het naakte feit van onze oorspronkelijke fysieke verschijning bevestigen en er de consequenties van aanvaarden.’
En elke keer wanneer we echt handelen, dat wil zeggen: ervoor kiezen om iets nieuws of anders te doen en dat ook daadwerkelijk te doen, worden we opnieuw geboren. Arendt heeft dan ook ooit overwogen om haar boek Amor mundi (liefde voor de wereld) te noemen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Aangezien handelen de politieke activiteit par excellence is, zou geboortelijkheid en niet sterfelijkheid weleens de centrale categorie van het politieke denken kunnen zijn.
Hannah Arendt in The Human Condition (1958)
In The Human Condition wil de Duits-Amerikaanse filosofie Hannah Arendt (1906-1975) naar eigen zeggen ‘nadenken over wat we aan het doen zijn’. Voor haar zijn de meest algemene condities van het menselijk bestaan: sterfelijkheid en… nataliteit, ‘geboortelijkheid’. Zowel in onze arbeid (de instandhouding van het leven) als in ons werk (het creëren van onze wereld door ambachten) als in ons politieke handelen (action) zijn we geworteld in de nataliteit ‘voor zover deze tot taak hebben om de wereld te bieden aan en te behouden voor (…) de constante toevloed van nieuwkomers die in de wereld geboren worden als vreemdelingen’. De nauwste relatie met nataliteit heeft echter het (politieke) handelen: ‘Het nieuwe begin dat inherent is aan de geboorte kan zichzelf alleen maar voelbaar maken in de wereld omdat de nieuwkomer het vermogen heeft om iets nieuws te beginnen, dat wil zeggen: om te handelen.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Pessimisten zijn lafaards en optimisten zijn dwazen.
Heinrich Blücher, geciteerd door Elisabeth Young-Bruehl in Hannah Arendt (2011)
In 1940 trouwde de Duitse filosofe Hannah Arendt met autodidact en voormalig communist Heinrich Blücher (1899-1970). Zijn vader kwam al voor zijn geboorte om bij een fabrieksongeval en Blücher moest al jong gaan werken om zijn moeder, die wasvrouw was, te ondersteunen. In 1933 vluchte Blücher vanwege zijn politieke activiteiten naar Praag en vanaf 1935 woonde hij in Parijs. Met Arendt wist Blücher in 1941 via Spanje en Lissabon te ontkomen naar de VS. Daar werd hij uiteindelijk docent filosofie aan Bard College in Annandale-on-Hudson, New York.
Net als zijn echtgenote correspondeerde hij met Karl Jaspers, die hem maar bleef vragen hoe hij zich nu, na alles wat er gebeurd was, als Duitser voelde. Zijn antwoord was kort: helemaal niet. ‘Zoals Hölderlin ooit zei dat de tijd der koningen voorbij is, zo is nu de tijd van volkeren voorbij.’
Uit het citaat blijkt dat hij graag realistisch dacht en geen overdreven verwachtingen koesterde over de toekomst – geen negatieve en geen positieve.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wat consumptiegoederen zijn voor het leven van de mens, zijn gebruiksvoorwerpen voor zijn wereld.
De Joods-Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt (1906–1975) maakt een scherp onderscheid tussen arbeid en werk. Arbeid (bijvoorbeeld het bakken van een brood) levert ons consumptiegoederen waarmee wij ons leven in stand houden, maar werk (zoals het maken van een tafel) levert gebruiksvoorwerpen waarmee wij een wereld scheppen met een zekere permanentie en duurzaamheid, waarin wij kunnen handelen en daden stellen. Volgens haar kun je het verschil ook opmaken uit de wijsheid die in de taal besloten ligt: de arbeid levert niet iets op wat met een zelfstandig naamwoord kan worden aangeduid, werken wel. Pas doordat er ook ‘werken’ bestaan, krijgen de door arbeid geproduceerde goederen een ‘dingachtig’ karakter: het brood ligt te geuren op de tafel.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Want menselijk is de wereld niet omdat ze door mensen vervaardigd is, maar ze wordt pas menselijk als ze voorwerp van gesprek is.
Op de vlucht voor de nazi’s woonde de Joodse filosofe Hannah Arendt (1906–1975) vanaf mei 1941 in New York. Toen ze in 1943 van andere vluchtelingen voor het eerst over de vernietigingskampen hoorde, kon ze niet geloven dat dat echt waar was. Een halfjaar later moest ze wel. Tot het eind van haar leven heeft ze geprobeerd te analyseren wat er was gebeurd en waarom.
Bij het gesprek waar het in het citaat over gaat, moeten we vooral denken aan de uitwisseling van politieke ideeën en opvattingen. Zolang dat politieke gesprek gaande blijft, kunnen we steeds opnieuw beginnen, kunnen we samen besluiten het anders aan te pakken. Totalitaire regimes zijn er juist op uit een einde te maken aan dat gesprek, door (de dreiging met) geweld, door propaganda en door de pers te breidelen. Arendts idee van een politiek gesprek is ruimer dan het sluiten van compromissen over bezuinigingen of nieuwe wegen, al lijkt het daar tegenwoordig toe te worden verengd. ‘Pas als we over [de wereld] spreken, vermenselijken wij zowel wat zich in de wereld als wat zich in onszelf afspeelt, en door dit spreken leren we menselijk te zijn.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Mens zijn is weigeren de gegeven werkelijkheid als vaststaand te beschouwen.
Susan Neiman in een interview met Filosofie Magazine (december 2014)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De vijandigheid tussen filosofie en politiek (…) is een vloek geweest voor de westerse staatkunde en ook voor de westerse filosofietraditie vanaf het moment waarop de mannen van actie en de mannen van het denken uit elkaar zijn gegaan – dat wil zeggen s
Hannah Arendt in On revolution (1963)
Begrip betekent (…) het onvoorbereid en oplettend onder ogen zien en weerstaan van de realiteit – wat die ook moge zijn.
Hannah Arendt in The origins of totalitarianism (1951)
Het wonder dat de wereld, het rijk van het menselijk doen en laten, redt van zijn normale, natuurlijke verval is uiteindelijk het feit van de nataliteit, waarin het vermogen tot handelen ontologisch geworteld is.
Hannah Arendt in The Human Condition (1958)
en oefening in sterven (Socrates), maar dat er ook altijd weer nieuwe mensen geboren worden en daarmee een nieuw begin, nieuwe handelingen. Alleen als mensen dit volledig tot zich door laten dringen, houden ze geloof en hoop, ‘die twee wezenlijke kenmerken van het menselijk bestaan die de Griekse oudheid volledig heeft genegeerd’.
Egoïsme kan alleen bestreden worden door pluraliteit, wat een denkhouding vereist waarin het zelf, in plaats van in zichzelf op te gaan alsof dat de hele wereld was, zichzelf beschouwt als een burger van de wereld.
Hannah Arendt in Responsibility and judgement (2003, p. 141)
Voor Hannah Arendt (1906–1975) is pluraliteit (meervoudigheid) een voorwaarde voor menselijkheid. Deze pluraliteit moet je daarom niet willen ‘opheffen’ in één politieke visie, maar je moet juist de voorwaarden scheppen om de pluraliteit te laten bestaan. Dat betekent overigens niet dat we niet meer moeten oordelen of geen maatschappelijke meningen meer moeten hebben, maar wel dat we moeten streven naar intersubjectieve en representatieve oordelen, dat wil zeggen: opvattingen die bedoeld zijn om gedeeld te worden door anderen en waarin de meningen van anderen zijn verwerkt. Dat vraagt wel offers. Immanuel Kant heeft daarover gezegd dat we onszelf bij wijze van spreken moeten ‘verloochenen in het belang van anderen’. Daarmee was deze verlichtingsdenker die zijn woonplaats Koningsbergen (Kaliningrad) nooit heeft verlaten, de eerste overtuigde kosmopoliet onder de filosofen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Zie je dan niet dat de natuur slechts op twee dingen aandringt: een lichaam vrij van pijn, een geest vrij van zorgen …?
Lucretius in De rerum natura
Normaal gesproken is volgens Hannah Arendt (1906–1975) de afwezigheid van pijn niet meer dan de lichamelijke voorwaarde voor het ervaren van de buitenwereld. Alleen als het lichaam je niet kwelt, kunnen je zintuigen normaal functioneren en ontvangen wat gegeven is. In tegenstelling tot wat bijvoorbeeld Epicurus dacht, maar ook Lucretius in het citaat zegt, is het genot dus niet gelegen in de loutere afwezigheid van pijn. Het is het gevoel van het verlost worden van pijn dat zo intens is, dat alleen het gevoel van pijn zelf even sterk is. Volgens Arendt verklaart dit bepaalde soorten lichte verslaving: het is het verlangen naar de herhaling van de euforie die ooit gepaard ging met de verlossing van pijn.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media