Epictetus
Dit is je opdracht: de rol die je hebt gekregen goed spelen.
Epictetus in Encheiridion (handboekje)
Volgens de stoïcijnse filosoof Epictetus (ca. 50-130 n. Chr.) moet je je steeds bedenken dat je in je leven een toneelrol speelt in een stuk dat door iemand anders geschreven is. Die schrijver heeft bepaald of je een grote of een kleine rol hebt. Het enige wat jezelf kunt doen is die rol goed vervullen: wil hij dat je een bedelaar speelt, of een kreupele, een ambtsdrager of een gewone burger, dan moet je je best doen dat zo goed en natuurlijk mogelijk te doen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
We moeten leren datgene te willen dat er gewoon al is en gebeurt.
parafrase van Epictetus in Marja Havermans, Sterven als een stoïcijn – Filosofie bij ziekte en dood (2019)
De antieke stoïcijnse levenskunst kent momenteel een grote populariteit, en er verschijnen vele boeken waarin het denken van met name de jonge Stoa, zoals dat van Seneca, Marcus Aurelius en Epictetus, uit de doeken wordt gedaan. Heel pregnant gebeurt dat in het openhartige en ontroerende boek van Marja Havermans over de negen maanden waarin zij en haar man moesten leven met de wetenschap dat hij terminaal ziek was. Zij doet verslag van het dagelijks leven met dit doodsvonnis én van de manier waarop zij allebei, met behulp van de stoïcijnse filosofie, probeerden om te gaan met dit onontkoombare feit. Maar als Epictetus stelt dat je je lijden kunt opheffen door gewoon iets anders te willen, is dat haar ‘een brug te ver’. Zij zou dan immers moeten ‘willen’ dat haar man Paul overlijdt. Dat ‘onwilbare’ te willen is haar niet gelukt. Wat haar betreft is het ‘hoogst bereikbare de dood te aanvaarden als iets waarop je geen invloed hebt’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het zijn niet de daden van een ander, maar onze meningen erover die ons ontstemmen.
Marcus Aurelius in Overpeinzingen (boek 11, 18)
Een van de bekendste uitspraken van Epictetus, een van de leermeesters van keizer-filosoof Marcus Aurelius luidt: ‘Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun denkbeelden erover.’ Iets vergelijkbaars kun je volgens Aurelius ook stellen over de schanddaden van een ander. We moeten ons niet druk maken over de dingen die anderen doen, want die komen immers alleen voor hun rekening. Daartoe hoeven we alleen onze mening los te laten en bereid te zijn ons afwijzende oordeel te laten varen. Dan is alle opwinding voorbij. Hoe je dat moet doen? ‘Door te bedenken dat de daden van een ander u niet tot schande zijn. Als dat wel het geval was, zouden de overtredingen en de onrechtvaardigheden van anderen ons ook aangerekend moeten worden.’ En dat gebeurt gelukkig niet.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
De mens is zo geschapen dat, als men hem maar vaak genoeg zegt dat hij gek is, hij het gelooft.
Blaise Pascal in Gedachten (1667, 2009)
Hoe komt het, vraagt de geniale wiskundige en filosoof Blaise Pascal (1623–1662) zich met Epictetus af, dat we níét boos worden als iemand beweert dat we hoofdpijn hebben, maar wél als iemand zegt dat onze redenering niet deugt of dat we een verkeerde keuze hebben gemaakt. Volgens Pascal is de reden dat we er volkomen zeker van zijn of we al dan niet hoofdpijn hebben, maar er minder van overtuigd zijn dat we het juiste hebben gekozen. En zeker als veel mensen je beslissing belachelijk vinden, is het ‘gewaagd en moeilijk’ om daaraan vast te houden. En als ze je een dwaas vinden, neig je er zelfs vaak toe hun gelijk te geven.
Sterker nog, zegt Pascal, ook als je maar vaak genoeg tegen jezelf zegt dat je gek bent, maak je dat jezelf nog wijs ook. ‘Want een mens voert een gesprek met zichzelf als hij alleen is, en het is belangrijk dat de juiste richting te geven.’ Voor Pascal is er uiteindelijk ook dit keer een christelijke moraal: ‘We moeten zwijgen zo veel we kunnen, en met onszelf alleen over God spreken, van wie we weten dat hij de waarheid is; en zo overtuigen we ons daarvan.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het stoïcijnse programma dat we tegemoetkomen aan onze behoeften door het elimineren van onze verlangens, is als het afhakken van onze voeten als we schoenen nodig hebben.
Al in de jaren 1696-1706 schreef Swift ook een reeks aforismen, die in 1711 werden gepubliceerd in Morphew Miscellanies (mengelwerk). De kritische uitspraak over het stoïcisme staat daarin min of meer op zichzelf. Deze filosofische stroming kwam rond 300 v.Chr. op in Griekenland, maar werd vooral populair in het Romeinse Rijk door de levensfilosofische geschriften van onder meer Seneca, Epictetus en Marcus Aurelius. Vanwege de hedendaagse opleving van de levenskunst wordt er ook tegenwoordig veel op teruggegrepen. Natuurlijk legt elke auteur andere accenten, maar in het algemeen zijn stoïcijnen erop uit het lijden te verlichten of gelukkig te worden door alle gevoelens zo veel mogelijk onder controle te krijgen en uit te schakelen. Dat gaat helaas soms ook ten koste van de gevoelens die ons dierbaar zijn.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Een man zonder enige ervaring met de wijsbegeerte zal altijd anderen aansprakelijk stellen voor zijn tegenslagen, een beginnend filosoof zichzelf, een volleerd wijsgeer echter geen van beiden.
Vroeger, heel vroeger was wijsbegeerte nog geen academische opleiding (met een beperkt beroepsperspectief), maar een wezenlijk verlangen van elke vrije burger. Men wist toen namelijk dat ‘niet de dingen zelf de mensen van streek maken, maar hun denkbeelden erover’, zoals de stoïcijnse filosoof Epictetus (ca. 50–130 n.Chr.) het formuleerde. Het was dus zaak de juiste denkbeelden te hebben, opdat je niet meer van streek raakte. En ‘de juiste denkbeelden ontwikkelen’, dat is een hele aardige definitie van filosoferen. Zo’n juist denkbeeld is volgens Epictetus dat wij noch anderen noch onszelf aansprakelijk moeten stellen voor onze tegenslagen, alleen onze opvattingen, want die bepalen dat wij iets als tegenslag zien.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Onoverwinnelijk kunt ge zijn, indien ge u in geen enkele wedstrijd begeeft waarvan de overwinning niet in uw macht ligt.
Epictetus (50–130 n.Chr.) waarschuwt dat je je niet door je verbeelding moet laten meeslepen als je iemand ziet die zeer machtig is of een goede naam heeft. Als je eenmaal weet hebt van het wezen van het goede, hoef je niet meer jaloers te zijn of ‘veldheer, heerser of hoogste ambtenaar’ te willen worden. Dan zal je enige wens namelijk zijn om vrij te zijn. En ‘één weg slechts leidt tot vrijheid: gering te achten wat niet in onze macht ligt.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Als je wordt uitgesloten of gepest is dat niet te wijten aan een onveranderlijk, persoonlijk gebrek van jouw kant.
Adriana Sum Miu en David Scott Yeager in Clinical Psychological Science (2014)
Je hebt meer geld nodig – is dat waar?
Byron Katie in ‘You Need More Money—Is That True? The Work of Byron Katie’
?v=s78jm5PIUDI&feature=youtu.be, geüpload op 8 nov. 2006)
Maak er van meet af aan een goede gewoonte van tegen elke pijnlijke indruk van buitenaf te zeggen: ‘Jij bent niet meer dan een indruk! Jij bent heel anders dan je je voordoet.’
Epictetus in Zakboekje – Wenken voor een evenwichtig leven (1995)
Indien uw verlangen uitgaat naar wijsbegeerte, bereid u er dan van meet af aan op voor dat men u zal uitlachen …
Epictetus in Encheiridion (22) (vertaling Stichting Ars Floreat – www.arsfloreat.nl)
De filosoof Epictetus (ca 50–130 n.C.) werd aanvankelijk als slaaf uit Hiërapolis (Zuidwest-Anatolië) naar Rome gebracht. Na zijn vrijlating onderwees hij de filosofie van de Stoa (die al uit de derde eeuw v.C. stamt) in zijn eigen school, eerst in Rome en later in Nikopolis en Griekenland. Hij waarschuwt ons dat je je er als wijsgeer op moet instellen dat je door velen zult worden bespot als je je als zodanig afficheert. Je moet je daar echter niets van aantrekken en vasthouden aan de principes die je juist acht ‘alsof ge door de godheid op uw plaats gesteld waart’. Als je dat doet, zul je uiteindelijk worden bewonderd. ‘Indien ge echter zwakker zijt dan zij, zult ge dubbel zo hard uitgelachen worden.’
Hoe komt het dat een kreupele ons niet boos maakt en een kreupele geest ons wel boos maakt?
‘Omdat een kreupele erkent, dat wij goed gaan, maar een kreupele geest zegt dat wij hinken.’ Deze idee van Pascal staat in een hoofdstuk dat gaat over ‘’s menschens grootheid en ellende’. Hij verwijst in dit verband ook naar de Griekse stoïcijn Epictetus die zich afvroeg waarom wij niet kwaad worden als iemand zegt dat wij hoofdpijn hebben, maar wel als iemand zegt dat we slecht redeneren of een verkeerde keuze maken. Volgens Pascal komt die kwaadheid in beide gevallen voort uit het feit dat wij wél zeker weten dat we niet kreupel zijn en geen hoofdpijn hebben, maar dat we er níét zo zeker van zijn of wij wel ‘het ware’ hebben gedacht of gekozen. We worden boos als iemand dit aan het licht brengt, en het brengt ons aan het twijfelen. Want bij zoveel verschillende visies moeten we ‘onze wijsheid verkiezen boven die van zoveel anderen, en dat is vermetel en gaat moeilijk’. Pascal raadt de mens daarom aan zich zoveel mogelijk stil te houden en alleen bij God te zijn, want van Hem weten wij dat hij de waarheid is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media