Freud
Beleef heden de vraag.
Rainer Maria Rilke in Brieven aan een jonge dichter
Volgens Sigmund Freud stond de dichter Rainer Maria Rilke ‘nogal hulpeloos’ in het leven. Gelukkig was hij intens bevriend met Lou Salomé, voor wie ook Friedrich Nietzsche ooit een grote (onbeantwoorde) liefde koesterde. Zij was Rilkes muze én zorgzame moeder, volgens Freud. Hoewel Rilke in zijn denken overeenkomsten vertoonde met Schopenhauer en Nietzsche, wist hij de dingen niet zo zeker als die twee polemische filosofen.
‘Wees geduldig jegens alles wat nog onduidelijk is in je hart / en probeer van de vragen zelf te genieten. // Zoek heden niet naar de antwoorden, / die kunnen je niet gegeven worden, / want je zou niet in staat zijn ze te beleven. / En je moet juist alles beleven. / Beleef heden de vraag.’
Probeer het eens, zou ik zeggen. Ja en nee heb je.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Wees geduldig jegens alles wat nog onduidelijk is in je hart.
Rainer Maria Rilke in Brieven aan een jonge dichter (1903–1908, 2012)
Rainer Maria Rilke (1875–1926) wordt beschouwd als een van de belangrijkste lyrische dichters in de Duitse taal. Daarnaast schreef hij veel brieven, waarvan een deel ook in Nederlandse vertaling is verschenen. Rilkes denken toont verwantschap met twee grote filosofen uit zijn tijd, Arthur Schopenhauer en met name Friedrich Nietzsche, met wie hij nog een andere fascinatie deelde. Hij werd namelijk op 22-jarige leeftijd verliefd op Lou Salomé, die ook de grote (onbeantwoorde) liefde in Nietzsches leven was. Lou Salomé leerde later de psychoanalyse kennen van Freud zelf, die bij haar dood schreef: ‘Voor de grote dichter Rainer Maria Rilke, die nogal hulpeloos in het leven stond, is zij zowel muze als zorgzame moeder geweest.’
Anders dan bij Nietzsche, die de vanzelfsprekendheden van het westerse christendom en de wetenschap afwees, maar nieuwe waarheden verkondigde, vraagt Rilke om een andere houding in tijden van onzekerheid: ‘Wees geduldig jegens alles wat nog onduidelijk is in je hart / en probeer van de vragen zelf te genieten. // Zoek heden niet naar de antwoorden, / die kunnen je niet gegeven worden, / want je zou niet in staat zijn ze te beleven. / En je moet juist alles beleven. / Beleef heden de vraag.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Therapieën reflecteren, en worden gevormd door, de pathologie die zij moeten behandelen.
Irvin D. Yalom in Existential Psychotherapy (1980)
Als je de geschiedenis van de psychotherapie bekijkt, zie je dat de manier waarop therapeuten hun patiënten helpen radicaal is veranderd. De laatste jaren spreken veel therapeuten zelfs liever over ‘cliënten’, om te laten zien dat ze het ‘medische model’ hebben verlaten. Een andere grote verandering deed zich al voor in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De nadruk kwam steeds meer te liggen op eigen verantwoordelijkheid, en dat is geen toeval, volgens de Amerikaanse existentiële psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931). De moderne psychotherapie ontstond in het Wenen van het eind van de 19de eeuw, in de victoriaanse cultuur van seksuele verdringing, een strikte maatschappelijke orde, aparte werelden voor vrouwen en mannen en een nadruk op zedelijke wilskracht. Freud zag dat die onderdrukking van natuurlijke neigingen schadelijk voor de ziel was. Maar in onze hedendaagse samenleving is dát niet meer het probleem. De mens van nu moet leren omgaan met de enorme vrijheid, keuzestress en zingeving als alle mogelijkheden voor je open liggen. Dat leidt tot hele andere gesprekken in de spreekkamer.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het is verbazingwekkend hoe veel de patiënt weet en hoe betrekkelijk weinig onbewust is, als je de patiënt niet dit gemakkelijke excuus geeft om de verantwoordelijkheid te weigeren.
Otto Rank in Will therapy (1929-1931)
De toen nog gymnasiast Otto Rank (1884-1939) was de eerste betaalde kracht van de psychoanalytische beweging en was twintig jaar lang Sigmund Freuds rechterhand. Hij studeerde filosofie, maar werd psychoanalyticus en was een van de zogenaamde ‘ringdragers’, die de psychoanalyse moesten beschermen tegen de boze buitenwereld. Uiteindelijk kon hij zich echter niet vinden in het psychische determinisme van Freud, die meende dat de mens het betrekkelijk willoze resultaat van onbewuste krachten was.
Volgens Rank en andere critici kon je echter niet zonder een homunculus (klein mensje) dat in ons de lakens uitdeelt. Die instantie noemde hij ‘de wil’: ‘een positieve, richtinggevende organisatie die creatief gebruikmaakt van de instinctieve driften en die remt en beheerst.’
Dit had grote consequenties voor zijn psychotherapeutische praktijk. Hij was er namelijk van overtuigd dat het blootleggen van invloeden op de patiënt uit het verleden en het onbewuste, maakte dat die het nemen van verantwoordelijkheid kon vermijden. Daarmee werd zijn handelingsvermogen juist kleiner, in plaats van groter.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Waarover men niet spreken kan, verspreekt men zich.
Harm van der Gaag in Wie het niet weet mag het zeggen – In de spreekkamer van de filosofische praktijk (2013)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Voor het heiligdom waarin de kunstenaar droomt, staan tegenwoordig vuile laarzen. Ze zijn van de psycholoog, die daarbinnen doet of hij er thuishoort.
Karl Kraus in Nachts – Aphorismen (1924)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Idealen zijn essentieel voor het overleven.
John Herschel Glenn jr.
In feite zijn er maar twee soorten mensen die beweren dat hun wil niet vrij is: schizofrene patiënten die lijden aan de waan dat hun wil wordt gemanipuleerd en dat hun gedachten worden beheerst door anderen, en daarnaast deterministische filosofen.
Viktor Frankl in Psychotherapy and existentialism – Selected papers on logotherapy (1967)
Mens-zijn betekent het bij zich dragen van een minderwaardigheidsgevoel en de voortdurende prikkel om dit te boven te komen.
Alfred Adler in Der Sinn des Lebens (1933)
De waarheid is dat de strijd om het voortbestaan verdwenen is en dat daardoor een nieuwe vraag is ontstaan: voortbestaan waarvoor?
Viktor E. Frankl in De vergeefse roep om een zinvol bestaan (1978)
Betekenissen worden niet bepaald door situaties, maar wij bepalen onszelf door middel van de betekenis die wij aan situaties geven.
Alfred Adler in Wozu leben wir? (1931)
- een emotionele toestand teweeg te brengen, te stoppen of te vermijden;
- de intensiteit van een emotionele toestand te verminderen, te intensifiëren of in stand te houden;
- een reactie te ontlokken aan de fysieke of aan de sociale omgeving;
- of te handelen op een wijze die overeenkomt met persoonlijke waarden, normen en doelen.
De mens heeft eerder psychosynthese nodig dan psychoanalyse.
Nikolaj Berdjajev in Dialectique existentielle du divin et de l’humain (1947)
De Russische cultuur- en godsdienstfilosoof Nikolaj Berdjajev (1874-1948) werd als marxist verschillende keren gevangengezet en voor twee jaar naar Siberië verbannen. Na de eeuwwisseling zwoer hij het marxisme af, maar bleef sociaal bewogen. Zijn filosofie is als existentialistisch te karakteriseren, met nadruk op de waarde van de persoon en verzet tegen de objectivering van de mens door hem te reduceren tot zijn lichamelijke bepaaldheid. Een dergelijk determinisme is ook de psychoanalyse van Freud niet vreemd, vandaar Berdjajevs oproep tot psychosynthese. Overigens gebruikte Freud deze term zelf ook, en wel als doelstelling van de psychoanalytische therapie: de grote eenheid van het ego moet alle instinctieve impulsen in zich opnemen die daar eerder van afgesplitst waren en hun onbewuste schade aanrichtten. Voor zover bekend was de grondlegger van de psychologische school van de psychosynthese, Roberto Assagioli, niet bekend met het werk van Berdjajev.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Op het moment dat je naar de zin en de waarde van het leven vraagt, ben je ziek.
Sigmund Freud op 13 augustus 1937, in een brief aan prinses Marie Bonaparte (Letters of Sigmund Freud, ed. Ernst L. Freud, 1960)
Het zijn uitspraken als deze waardoor je Sigmund Freud (1856-1939) best ‘de denker van de desillusie’ (Luc Ferry) kunt noemen. Zin noch waarde van het leven bestaan objectief, en door er over na te denken, verraad je slechts dat je onbevredigd libido over hebt. Door een of ander ‘gistingsproces’ leidt dat tot verdriet en neerslachtigheid. Freud erkent dat zijn verklaringen op dit punt ‘zeker niet geweldig’ zijn. Dat komt misschien wel omdat hij te ‘pessimistisch’ is, denkt hij zelf. Waarom zou dat eigenlijk niet ook pathologisch kunnen zijn? Waarom zou de behoefte om de illusies van anderen door te prikken, niet een neurotische stoornis zijn? Maar ach, door dat te suggereren ga je deel uitmaken van het vicieuze systeem van wederzijdse verdachtmakingen dat de motor van de psychoanalytische beweging is.
Intussen meldt Freud aan Marie Bonaparte dat er in dit verband een ‘gewaagde en geslaagde’ Amerikaanse reclameslogan door zijn hoofd blijft spoken: ‘Why live, if you can be buried for ten dollars?’ (Waarom leven als je voor tien dollar begraven kunt worden?)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media