James
Een geestestoestand is waar als die een leidraad is die de moeite waard is.
William James in Pragmatism (1907)
Volgens de Amerikaanse psycholoog en filosoof William James (1842–1910) zoek je niet naar waarheid omdat je daar out of the blue toe wordt aangezet of omdat je intellect je dat oplegt, maar om heel praktische redenen. Het beschikken over ware ideeën is geen doel op zich, maar slechts een middel om te komen tot het bevredigen van andere verlangens. Als ik verdwaald ben in het bos en een pad vindt, dan is het van levensbelang dat ik verwacht dat aan het eind daarvan mensen wonen. De ware gedachte is hier nuttig omdat het huis, het onderwerp van die gedachte, nuttig is. Als ik echter niet verdwaald ben, zou ik ook kunnen gaan verifiëren of aan het eind van dat pad een huis staat, maar dat is op dat moment ‘praktisch irrelevant’. ‘Omdat’, echter, ‘vrijwel ieder object op zeker moment tijdelijk nuttig voor ons kan zijn, biedt het duidelijk voordelen om een algemene voorraad van extra waarheden aan te leggen.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Laat ons heiligen zijn als wij dat kunnen, of wij daarin nu zichtbaar en tijdelijk slagen of niet.
William James in The varieties of religious experience (1902)
De pragmatische filosoof en grondlegger van de Amerikaanse psychologie William James (1842–1910) stelt in zijn onderzoek naar de verscheidenheid van religieuze ervaringen vast dat religie, ook als je theologische criteria afwijst en haar louter met je gezond verstand of met de empirische methode onderzoekt, een verheven plek in de geschiedenis behoudt. Economisch gezien zijn de eigenschappen van de heiligen, zoals toewijding aan een hogere macht, zuiverheid, liefdadigheid en ascetisme, onmisbaar voor de welvaart van de wereld. ‘De grote heiligen zijn een rechtstreeks succes, de kleinere zijn op z’n minst herauten en voorboden; en zij kunnen ook het zuurdesem zijn voor een betere wereld.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Genereuze mensen leven in een andere bestaansorde dan vrekken.
Ilse Bulhof in Uitzonderlijke goedheid. Een filosofische ontmoeting tussen Oost en West (2019)
Filosofe Ilse Bulhof (1932–2018) merkte dat ze door te mediteren en haar ‘voelen te verfijnen’ veranderde. Hoe gevoeliger je wordt voor de wereld om je heen, hoe rijker die zich aan je voordoet. Van William James leerde ze dat onze ervaring afhangt van onze instelling, en andersom. De wereld die wij aantreffen is een manifestatie van wie wij, cultureel én persoonlijk, zijn. Mensen die erop ingesteld zijn om de ander wat te gunnen, leven in een andere werkelijkheid dan wie alles liever voor zichzelf houdt. Meer in het algemeen kun je volgens haar zeggen: ‘wie voor het goede openstaat, ontdekt verrassend veel goeds.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het Zelf van een mens is de optelsom van alles wat hij het zijne mag noemen.
De oorspronkelijk als arts opgeleide Amerikaanse psycholoog en filosoof William James (1842-1910) constateert in het hoofdstuk over het bewustzijn van het zelf in zijn standaardwerk over de psychologie dat het woord ‘zelf’ op allerlei manieren wordt gebruikt. Soms verwijst het naar een deel van mij, soms naar gewoon mijzelf, en soms zelfs naar iets waar ik zelf niks mee te maken heb. Maar in de breedste zin is ons zelf volgens James de optelsom van alles wat iemand ‘het zijne’ mag noemen. Daarbij gaat het volgens hem niet alleen om zijn lichaam en zijn ‘geesteskrachten’, maar ook om ‘zijn kleren en zijn huis, zijn echtgenote en kinderen, zijn voorouders en vrienden, zijn reputatie en verrichtingen, zijn landerijen en paarden, en jacht en bankrekening’. De belangrijkste reden die James hiervoor noemt, is dat al deze zaken bij iemand dezelfde emoties oproepen. ‘Als zij toenemen of gedijen, voelt hij zich een winnaar; als zij afnemen en wegkwijnen, voelt hij zich terneergeslagen – niet noodzakelijk in dezelfde mate voor iedere zaak, maar grotendeels hetzelfde voor alle.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
‘Wat zou beter voor ons zijn om te geloven’! Dat lijkt heel erg op een definitie van de waarheid.
William James in Pragmatism (1907, 1955)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Mijn eerste daad van vrije wil is dat ik geloof in vrije wil.
William James in zijn dagboek op 30 april 1870
Filosofie zal zich hervinden als ze stopt om een instrument te zijn voor het omgaan met de problemen van de filosofen en een methode wordt, ontwikkeld door filosofen, voor het omgaan met de problemen van de mens.
John Dewey in The Need for a Recovery of Philosophy (1917)
Het onmiddellijke veld van het heden is op ieder moment wat ik de ‘zuivere ervaring’ noem.
William James in ‘Does “consciousness” exist?’, in Essays in radical empiricism (1912, 1976)
De oorspronkelijk als arts opgeleide Amerikaanse psycholoog en filosoof William James (1842-1910) stelde zich in 1904 in het Journal of Philosophy, Psychology and Scientific Methods de vraag of het bewustzijn bestond. Hij noemt zijn filosofie van de zuivere ervaring ook wel een ‘mozaïekfilosofie’, met dit verschil dat bij een mozaïek de stukjes meestal bij elkaar worden gehouden door een bedding, zoals een Substantie, Transcendentaal Ego of Het Absolute. In het radicale empirisme houden de stukjes elkaar vast bij hun randen en vormen de ervaren overgangen het cement.
De zuivere ervaring is alleen ‘virtueel of in potentie een object of een subject’. ‘Voorlopig is het een eenvoudige, ondubbelzinnige realiteit of bestaan, een gewoon dat.’ De ervaring is er gewoon en wij handelen er naar. Pas in retrospectief ontstaat er een soort ‘verdubbeling’ tot een ‘geestestoestand’ en een ‘werkelijkheid’ waarop deze is gericht, maar dat is op zichzelf gewoon weer een handeling. Of die geestestoestand de juiste is, hangt van volgende ervaringen af (we kunnen ons vergissen), maar ‘de onmiddellijke ervaring is in het voorbijgaan altijd “waarheid”, praktische waarheid, iets om naar te handelen’. ‘Als de wereld op dat moment zou uitgaan als een kaars, zou die waarheid absoluut en objectief blijven, want het zou “het laatste woord” zijn, er zou geen criticus zijn.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media