Kousbroek

De Poëzie mag ons ontvallen, maar één ding blijft behouden voor onze cultuur. Iets blijvends. Iets wat niemand je af kan nemen: de publiciteit.

Rudy Kousbroek in ‘Trust Poetry’, Het avondrood der magiërs (1970)

Waar vind je alle ‘attributen van de poëtische werkelijkheid’ nog, ‘het feeërieke, het magische, het wonderbaarlijke, het lyrische, het cliché en het rijm’? Volgens Rudy Kousbroek (1929) was de publiciteit, de reclame, ‘het laatste bolwerk van de Dichter’. Daar wordt ‘witter dan wit’ gewassen, daar zijn ‘heilzame ingrediënten’ die ‘inwerken’ of zich ‘direct richten tot de hoofdpijncentra’. Etenswaren zitten ‘boordevol gezondheid’, wasmiddelen ‘verjagen’ vuil, automobielen zorgen voor de ‘ultieme vrijheid’. En in 1970 was ook Rudy Kousbroek een ‘activist’, want uiteindelijk vindt hij het schandalig dat deze dichterlijke pseudowetenschap ons opgesloten houdt ‘in een wereldbeeld dat geen enkele relatie tot de wereld heeft’, dat mensen conditioneert tot ‘wezenloze koopautomaten die geloven dat het blazen op het fluitje van de stationschef de kracht is die de trein in beweging brengt’. Je kunt ook denken aan de megalomanie van sponsors van commerciële zenders, die betaald hebben voor de uitzendrechten en daarom zeggen dat ‘deze film mede mogelijk is gemaakt door’ hen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Maar / wie ik ben / gaat niemand / wat aan.

Jan Arends in ‘Ik wil alleen maar weten’ (Uit: Nagelaten Gedichten (1975))

Jan Arends (1925-1974) genoot al enige bekendheid als dichter toen hij in 1972 doorbrak met de autobiografisch gekleurde verhalenbundel Keefman, over een man die worstelt met de buitenwereld in het algemeen en zijn psychiaters in het bijzonder. Arends was geen gemakkelijke man voor zijn omgeving, en dat is waarschijnlijk een understatement. Zo was hij ervan overtuigd dat hij recht had op de Nobelprijs. En Rudy Kousbroek vond dat ‘geen overdreven beloning’ voor proza als dat in Keefman. Dat er achter zijn querulantengedrag en alcoholverslaving een diepe tragiek schuilging, is bijvoorbeeld op te maken uit het onmogelijke verlangen in het gedicht ‘Ik wil alleen maar weten’. Collega-schrijver Bert Schierbeek zei ooit in verband met de begeleiding van auteurs door hun beider uitgeverij De Bezige Bij: ‘Denk eens aan Jan Arends. Als we hem vroeger een telefoon hadden gegeven, had hij nooit meer iets geschreven.’

Ik
wil alleen
maar weten
wie
ik ben.
Een
andere reden
om te schrijven
heb
ik niet.
Maar
wie ik ben
gaat niemand
wat aan.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media