Latour

Wij zijn nu gedagvaard om voor GAIA te verschijnen.

Bruno Latour in An inquiry into modes of existence (2013)

Als zelfs ‘onverstoorbare en serieuze types’ als geologen gaan praten over het Antropoceen en de mensheid zien als een kracht met dezelfde omvang als vulkanen en platentektoniek, is er volgens Latour geen hoop meer dat we Wetenschap en Politiek ooit nog kunnen scheiden. Maar daarmee functioneert de toetssteen waarmee de moderne mens zich van het verleden en andere culturen probeerde te onderscheiden ook niet meer. Daarom moeten we nu voor een nieuwe rechter verschijnen: Gaia, die ‘vreemde, dubbel samengestelde figuur die bestaat uit wetenschap en mythologie’. In Oog in oog met Gaia (2015) presenteert Latour zijn gedachten over het ‘Nieuwe Klimaatregime’ waartoe dit besef ons dwingt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het avontuur van de afgelopen drie eeuwen kan worden samengevat in het … Grote Verhaal … van een dubbele verschuiving: van economie naar ecologie.

Bruno Latour in An inquiry into modes of existence (2013)

Zowel ‘economie’ als ‘ecologie’ stammen in het eerste lid af van het Griekse oikos, huishouden. In de loop van de afgelopen driehonderd jaar hebben we volgens Latour (1947-2022) de hele wereld gedwongen in De Economie te huizen, waarvan we nu weten dat die een onbewoonbare dystopie was, zoiets als ‘opium van het volk’ (zoals Marx de religie betitelde). Nu moeten we met ons oude meubilair plotseling verhuizen naar iets wat ‘ecologie’ heet, maar dat nog geen vorm of inhoud heeft. Het verbaast dan ook niet dat de moderne mens somber is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Europa is bij alle volken binnengevallen, alle volken komen op hun beurt naar Europa.

Bruno Latour in Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (2017, vert. 2018)

Volken die grotendeels voor de Europese expansiedrift gespaard zijn gebleven, zoals China en Japan, komen hier voornamelijk met fototoestel en selfiestick. Maar met de potentiële migranten uit onder meer Afrika lijkt Europa een soort honderdjarig pact te hebben gesloten: wij zijn daar naartoe gegaan zonder hun iets te vragen, zij komen hier zonder ons iets te vragen. Volgens Bruno Latour is er sprake van een ‘onverbiddelijke logica’. En wie de complottheorie van De Grote Vervanging aanhangt, had ‘om te beginnen niet moeten afreizen om “ongerept land” te vervangen door zijn eigen leefwijze’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De zin ‘er is een baby op die stoel’ is tegelijk constatief en performatief.

Bruno Latour in Oog in oog met Gaia (2015, vertaling 2017)

De vraag wat het verschil is tussen constatieve uitingen en performatieve uitingen heeft de filosofen altijd sterk beziggehouden. Stel, zegt Bruno Latour, dat u in een bus zit en er wil iemand gaan zitten op de plaats waar u uw baby hebt neergelegd. U zegt dan misschien ‘Er is een baby op die stoel’. Dat is dan een onloochenbare vaststelling, een constatieve uiting. Maar u zou geen mens zijn als u dat niet ook zou zeggen om die ander aan te sporen tot een reactie, en dat is een van de vormen van een performatieve uiting. ‘U doet méér dan wijzen op het objectieve feit dat de baby zich (…) op de stoel bevindt; u uit heftig bezwaar tegen een handelwijze waarbij de bewuste passagier de bewuste baby onder zijn achterste zou bedelven.’ Vroeger dacht men dat alleen wetenschappers nog zuiver constatieve uitspraken deden, maar tegenwoordig willen ‘alleen klimaatsceptici ons nog doen geloven dat objectiviteit tot geen enkele vorm van actie mag leiden’. De uitspraken van klimaatwetenschappers zijn inderdaad alarmerend, en moeten dat ook zijn.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Er is geen genezing voor het toebehoren aan de wereld. Maar met een afdoende behandeling kunnen we in elk geval genezen van de waan dat we er niet aan toebehoren.

Bruno Latour in Oog in oog met Gaia (2015, vertaling 2017)

De Franse filosoof Bruno Latour (1947) vindt dat we allemaal gek geworden zijn. Luidt de geleerde term voor waanzin niet ‘een verstoring van de verhouding tot de wereld’? Om te begrijpen wat er ecologisch allemaal gaande is aan crises, of liever ‘totale oorlog’, moeten we beseffen dat alle veranderingen van de aarde iedereen tot waanzin drijven, maar wel tot verschillende soorten. Zo verkeren ‘klimaatsceptici’ overduidelijk in een ‘ontkenningswaan’, omdat ze de redelijke argumenten van vrijwel alle wetenschappers negeren. Anderen zijn getroffen door het delirium dat we met ‘geo-engineering’ onze controledwang op de Aarde nog moeten vergroten. Latour raadt voor hen een dwangbuis aan. Verder heb je nog de gedeprimeerden, die wel zien wat er allemaal aan het veranderen is, maar menen dat ze er toch niks aan kunnen doen. Daartegenover staan degenen die denken dat dat wel kan, maar die zijn volgens Latour waarschijnlijk in hun manische fase.

Zelf probeert Latour zich van zijn angst te bevrijden door ‘sluwe manieren’ te vinden om anderen met zijn angst te besmetten. Dat doet hij onder meer in dit Oog in oog met Gaia. Omdat we ons niet in een ‘crisis’ bevinden, maar in een definitieve verandering van onze verhouding tot de wereld (‘we zitten er midden in’), pleit hij voor een ‘zorgtraject’, waarin we leren ‘subtiel te wanhopen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Blijven we dromen van ontsnapping of komen we in beweging om een territorium te vinden dat wij en onze kinderen kunnen bewonen?

Bruno Latour in Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (2017, vert. 2018)

In Oog in oog met Gaia heeft Bruno Latour onderzocht hoe we onszelf en onze wereld op een nieuwe manier moeten begrijpen om om te gaan met het klimaatprobleem. Daarna is het, ook voor een filosoof tegenwoordig, nodig om te zeggen waar je zelf staat. In het essay Waar kunnen we landen? grijpt Latour de verkiezing van Donald Trump aan om een verband te leggen tussen drie verschijnselen, in de hoop dat dat een ‘immense politieke energie’ genereert. In de eerste plaats is de geschiedenis na de val van de Muur niet geëindigd (zoals Fukuyama meende), maar is een andere geschiedenis op gang gekomen, die van de ‘deregulering’, de eigenlijke angel in de neutralere term ‘globalisering’. In deze zelfde periode neemt de ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen overal ter wereld toe én begint de systematische poging om de klimaatverandering te ontkennen. Latour beschouwt dit als symptomen van een en dezelfde historische situatie: ‘het is alsof een groot deel van de leidende klassen (…) tot de conclusie is gekomen dat er op aarde niet genoeg plaats meer is voor henzelf én voor alle andere mensen’. Zo staat Donald Trump volgens Latour met zijn ‘America first’ symbool voor het verdwijnen van de idee van een ‘gemeenschappelijke wereld’. Latour zelf pleit nu niet voor één superstaat om vrede en gerechtigheid te brengen, maar om keuzes van individuele mensen voor een wereld waarin ze willen leven. Hij eindigt het essay met een vurig pleidooi voor het leven in Europa.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Objectiviteit is noch een toestand van de wereld noch een geestestoestand, maar het resultaat van een goed in stand gehouden openbaar leven.

Bruno Latour in Oog in oog met Gaia (2015, vertaling 2017)

Wetenschapsantropoloog Bruno Latour onderzoekt westerse wetenschappers zoals cultureel antropologen ooit ‘primitieve stammen’ bestudeerden. In Laboratory life liet hij zien hoe een wetenschappelijk onderzoeksinstituut ‘feiten’ produceert. Sindsdien moest hij zich altijd verdedigen tegen de beschuldiging dat hij een relativist was, iemand die niet ‘geloofde’ in de feiten. De epistemologie vond immers dat de moderne empirische wetenschap de enige manier was om ware uitspraken te doen over de werkelijkheid. En daarmee leek zij de wetenschap te beschermen tegen bijvoorbeeld politieke beïnvloeding. Maar inmiddels slaan klimaatontkenners en andere obscurantisten de wetenschap om de oren met die ‘mythe van de wetenschap’. Duizenden wetenschappers komen op basis van talloze metingen op onnoemelijk veel plekken en gedurende lange tijd tot een model waarvan zij gezamenlijk vaststellen dat dat met 98% zekerheid de menselijke invloed op de klimaatverandering aantoont. Maar een klimaatontkenner hoeft dan alleen maar te zeggen: ‘Dan is het dus niet objectief waar!’ Volgens Latour is objectiviteit echter iets anders: al die leden van het klimaatpanel hebben rekening gehouden met alle mogelijke tegenwerpingen (of objecties), en dat is ‘de enige bekende manier om een propositie in een feit te veranderen’. Daarom moeten wij de wetenschap als institutie beschermen als onderdeel van een ‘goed in stand gehouden openbaar leven’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De ware drama’s spelen zich vandaag de dag niet af op het witte doek, maar in machines en installaties.

Bruno Latour in De Berlijnse sleutel en andere lessen van een liefhebber van wetenschap en techniek (1997)

In het hoofdstuk ‘De dramatische dilemma’s van een veiligheidsgordel’ stelt de Franse denker Bruno Latour (1947) dat ethici zich niet zo’n zorgen hoeven te maken over de teloorgang van morele waarden in onze industriële samenleving vol met technologie. Hij legt uit waarom: toen Latour op een moment ‘onbezorgd’ in zijn auto stapte, weigerde deze te vertrekken. De auto protesteerde met geknipper en gepiep. Waarom? Latour was vergeten zijn autogordel om te doen. ‘Toen ik mij gevoegd had naar zijn eisen, kreeg ik toestemming te doen wat ik wenste: over de snelweg naar mijn werk rijden.’
Nu kun je als ethicus klagen dat noch de mens, noch de machine zich weet te gedragen, maar Latour stelt voor dit te zien als een andere ‘verdeling’ van de ‘ethische massa’. Omdat wij autofabrikanten toestaan om motoren te installeren die 200 km per uur aankunnen, maar wij dat te hard vinden en dus de snelheid begrenzen tot 130 km of minder, is besloten mensen te verbieden met hun kop tegen de voorruit te knallen. Daarbij bleek je niet op het lichaam van die mens te kunnen vertrouwen. ‘Als een in vezels ingeschreven morele wet is de gordel een ongelooflijk succes.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het verwarren van het geloof (of het niet-geloof) in ‘God’ met de eisen van religie betekent het houden van de inrichting voor de kamer, de ouverture voor de opera.

Bruno Latour in Jubiler ou les Tourments de la parole religieuse (2002)

Vol schaamte bekent filosoof en wetenschapsonderzoeker Bruno Latour (1947) dat hij zijn kinderen niet kan uitleggen waarom hij zondags naar de mis gaat. Hij weet dat hij niet over religie met hen en met ons wil spreken, maar hij wil ‘religieus spreken’. Over ‘Zich verheugen – of de kwellingen van het religieuze spreken’, ‘dat is waar hij het over wil hebben, dat is waar hij het in feite niet over lijkt te kunnen hebben: het is alsof hij zijn tong verloren heeft’. Omdat het niet zo is dat de wereld zijn ‘geloof verloren’ heeft, maar dat ‘Het Geloof’ de wereld verloren heeft, wil hij niet langer geloven in zoiets als geloof.
Ooit diende het woord ‘God’ in vele filosofische traktaten als de premisse van iedere argumentatie en was diens aanwezigheid een vanzelfsprekendheid voor iedereen, maar toen de manier van leven veranderde, hadden we het woord ‘God’ moeten vertalen in zoiets als ‘onbetwijfelbaar raamwerk van het alledaagse bestaan’. Door vast te houden aan de traditionele bewoordingen verloren de geestelijken ‘de schat’ die ze wilden bewaren. ‘Betekenis gaat verloren als je stopt met die te vergaren, te verzamelen – religiere, zoals het Latijn zegt, als het over religie gaat. Maar om dit te doen moet je altijd weer bij het begin beginnen, dezelfde dingen zeggen in een compleet ander idioom.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niets is, in zichzelf, hetzelfde als of anders dan iets anders.

Bruno Latour in Irreductions (1988)

In zijn meest ‘filosofische’ werk uit de jaren tachtig volgt de Franse denker Bruno Latour (1947) het voorbeeld van Spinoza en schrijft hij een ‘tractatus’ waarin hij probeert vrede te brengen in de science wars. Die ‘wetenschapsoorlogen’ gaan tussen de sciëntisten, die geloven dat alleen (natuur)wetenschap een rationele aanpak is, en de wetenschapsonderzoekers als Latour die menen dat wetenschap een door en door sociale, of zelfs politieke, activiteit is.
Latours uitgangsstelling (1.1.1) is dat ‘niets, in zichzelf, reduceerbaar of niet-reduceerbaar is tot iets anders’. Er zijn alleen ‘krachtproeven’ waarin wordt bepaald wie sterk/rationeel of zwak/irrationeel is.
Een van de manieren waarop mensen proberen sterker/rationeler te worden is door dingen aan elkaar gelijk te stellen (‘dit zijn allemaal gevallen van “zwaartekracht”, “psychopathologie”, “criminaliteit”’ enzovoort). Maar volgens Latour weet een echte empirist slechts één ding zeker: ‘alles gebeurt slechts één keer, op één plaats.’ Daarom bestaan er geen gelijkheden, maar alleen ‘vertalingen’. Wie een pond lood gelijkstelt aan een pond veren, ziet af van alle verschillen en beschouwt ze als identiek (in gewicht). Dat kan, maar alleen met een bepaald doel, en zo lang niet iemand anders beweert dat de verschillen veel relevanter zijn (als je je hoofd te rusten wilt leggen, bijvoorbeeld).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Bavianen en wetenschappers stellen dezelfde vragen.

Shirley Strum en Bruno Latour in ‘Redefining the social link: from baboons to humans’ (1987)

Van oudsher gingen biologen ervan uit dat je een bavianengemeenschap in betrekkelijk eenvoudige termen en structuren kon beschrijven, bijvoorbeeld aan de hand van een dominantiehiërarchie. Een baviaan had een bepaalde rol in zijn groep op grond van zijn (dominantie)positie. Maar waarom zijn bavianen dan – zoals uit onderzoek blijkt – voortdurend aan het toetsen wat de verhoudingen zijn, wie er bondgenoot is met wie, wie er over wie de baas speelt, en welke strategieën hun doelen het best dienen? In feite zijn de bavianen onderling voortdurend aan het onderhandelen om te bepalen hoe hun samenleving in elkaar zit. En dat is precies hetzelfde wat de biologen doen die hen observeren!

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

… het idee van ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘beschermde soorten’ kan ook van toepassing zijn op begrippen!

Bruno Latour in Enquête sur les modes d’existence – Une anthropologie des Modernes (2012)

Al decennialang onderzoekt de Franse filosoof Bruno Latour als een cultureel antropoloog of etnoloog het ‘vreemde volk’ dat wij moderne mensen vormen. Ooit onderzocht hij het ‘leven in een wetenschappelijk laboratorium’ als een merkwaardige plek waar mysterieuze dingen werden geproduceerd die de primitieve bevolking zelf ‘feiten’ noemde. Op zeker moment vatte Latour zijn gedachten samen in de schokkende gedachte dat wij ‘nooit modern zijn geweest’. Maar in de loop der jaren heeft Latour ook steeds meer respect gekregen voor de waarden die ‘de Modernen’ koesteren en hun praktijken die zulke prachtige dingen opleveren als hotelsleutels, deuren, metrolijnen en groeihormonen. Daarom is hij begonnen met een project om die waarden en praktijken te redden van de hopeloos ontoereikende verklaringen die de Modernen daar zelf voor geven. In zijn Enquête sur les modes d’existence (onderzoek naar wijzen van bestaan) beschrijft hij de ontologieën van het recht, de dingen, wetenschap en techniek, religie, de menselijke psyche en de economie, allemaal om begrippen als objectiviteit, subjectiviteit en rationaliteit te beschermen tegen uitholling door categoriefouten en andere misverstanden.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik bewonder politici net zoveel als ik wetenschappers bewonder.

Bruno Latour in Politics of nature. How to bring the sciences into democracy (2005)

Volgens wetenschapsantropoloog Bruno Latour (geb. 1947) komt dit ‘tweevoudige respect’ maar weinig voor. Veel wetenschappers moeten niets hebben van de ‘vuiligheid’ van de politici, die zich nooit houden aan logica en feiten, maar alles alleen maar gebruiken om zieltjes te winnen voor hun eigen doelen. Politici van hun kant zijn alleen geïnteresseerd in wetenschappelijke feiten of theorieën die hen helpen om hun eigen mening kracht bij te zetten. Zij hebben alleen maar last van de wetenschappelijke mores als waardevrije experimenten en het kritisch toetsen van eigen ideeën. Dan komt er immers nooit iets van de grond. Volgens Latour heeft hij zelf noch het wetenschappelijke statuur, noch de politieke invloed om de discussies over natuur en politiek, die nodig zijn door de klimaatcrisis, op te lossen. Dit ‘gebrek aan autoriteit’ is echter precies het ‘kleine voordeel’ dat hem in staat stelt om de wederzijdse vervlochtenheid van natuur, wetenschap en politiek op een andere manier ter sprake te brengen. Op een andere plek heeft hij bijvoorbeeld gepleit voor een ‘Parlement der Dingen’ (We zijn nooit modern geweest, 1991/1994).

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wat we zeggen legt ons veel uitgebreidere verplichtingen op dan we zouden willen – genoeg om het langzamer aan te doen en na te denken voor we iets zeggen.

Bruno Latour in An inquiry into modes of existence (2013)

Al sinds zijn eerste ‘veldonderzoek’ naar het ‘leven in het laboratorium’ (Laboratory life, met Steve Woolgar, 1979) probeert filosoof en ‘wetenschapsantropoloog’ Bruno Latour (geb. 1947) te begrijpen waarom er zo’n groot onderscheid zit tussen wat de moderne mens doet en wat hij zegt dat hij doet. Zo zeggen de Modernen bijvoorbeeld aan zuivere wetenschap te doen, maar voor hun artikelen gebruiken ze technieken uit de romankunst en de ‘feiten’ waarvan ze spreken zijn het resultaat van een complex politiek spel.
Inmiddels is Latour zelf van strategie veranderd, omdat hij heeft ontdekt dat er diepe, maar tegenstrijdige filosofische overtuigingen zijn die de moderne mens ervan weerhouden zich rekenschap te geven van wat hij doet. En dat laatste is hard nodig gezien de ecologische crisis. Vandaar dat Latour voorstelt over verschillende ‘bestaanswijzen’ te spreken, en het oude onderscheid tussen woorden en dingen, taal en zijn, opnieuw te doordenken. Dan kunnen we inzien dat wat wij zeggen over wat er wel of niet bestaat, grote consequenties heeft voor de werkelijkheid om ons heen en dus vraagt om rustige reflectie. Aan de andere kant krijgen we door dat ‘ontologische pluralisme’ wel een rijkere, meer verscheiden kosmos.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De mens is wat hij van zichzelf maakt.

Jean-Paul Sartre in Over het existentialisme (1965)

In het boekje waarin hij zijn filosofie presenteert aan het grote publiek, legt Jean-Paul Sartre (1905-1980) dit eerste beginsel van het existentialisme uit met een stelling die voor hem zo vanzelfsprekend is, dat hij haar verder niet toelicht of onderbouwt: ‘de mens heeft een grotere waardigheid dan een steen of een tafel.’ Maar het kon wel eens principieel onjuist zijn (en/of zeer gevaarlijk) om het existentialisme te beperken tot de mens.
Veel filosofen met hem claimen voor zichzelf en ons allemaal een bepaalde waardigheid op basis van een ‘wezenskenmerk’ van de mens (in dit geval zijn ‘wezenloosheid’), omdat zij bang zijn dat wij anders net zo (mogen) worden behandeld als wij met dieren en dingen omgaan (intensieve veehouderij, wegwerpproducten). Het probleem is dat zodra wetenschappers of anderen dan aantonen dat wij in vele opzichten een ding (informatieverwerkend systeem) of dier (een evolutionair bepaald zenuwstelsel in een ‘zak met bloed en botten’ (Vroman)) zijn, die ‘menselijke’ waardigheid ons niet meer toekomt! Maar om de werkelijkheid echt recht te doen, moet je misschien, zoals Bruno Latour dat heeft voorgesteld, het existentialisme uitbreiden naar dingen: ook bij hen gaat hun existentie vooraf aan hun essentie. En ook zij verdienen democratische vertegenwoordiging.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De Dingen-in-zichzelf? Ach, daar gaat het prima mee, dank u zeer. En hoe gaat het met u?

Bruno Latour in ‘Irreductions’ in The Pasteurization of France (1988)

Immanuel Kant noemde het zelf een soort copernicaanse revolutie, toen hij concludeerde dat het bewustzijn met zijn categorieën (zoals tijd en ruimte) de verschijnselen pas tot leven wekt. Veel filosofen klagen dat het zo moeilijk is om zicht te krijgen op het Ding an sich, het noumenon, waardoor deze instantie het moet doen zonder het ‘licht van hun bewustzijn’. Latour vindt dat ze niet moeten zeuren: ‘Als je de galopperende vrijheid van de zebra’s op de savanne vanmorgen hebt gemist, dan is dat pech voor jou; de zebra’s zullen het niet betreuren dat je er niet was, en je zou ze toch maar getemd, gedood, gefotografeerd of bestudeerd hebben.’ De dingen in zichzelf komen niets tekort. Pas als je ze eerst hebt gereduceerd tot niets, door ze onder andere te los te maken uit hun eigen tijd (geschiedenis) en ruimte (door ze geïsoleerd te bekijken), hebben ze jou nodig om weer in de wereld te komen. En dat is nog hard werken ‘met niets anders dan spierkracht en een transcendentaal ego’.
Latour vindt het tijd voor een copernicaanse contrarevolutie (We zijn nooit modern geweest, 1991): het ding en het bewustzijn zijn twee uitersten, die je slechts met de grootste moeite kunt ‘zuiveren’ uit de woekering van de hybriden daar tussenin.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Waar we nu getuige van zijn is antropomorfisme op steroïden.

Bruno Latour in Waiting for Gaia. Composing the common world through arts and politics, lezing aan het French Institute in Londen, november 2011

Wetenschapsantropoloog en filosoof Bruno Latour (geb. 1947) houdt zich behalve met wetenschap, filosofie, politiek, rechtspraak, techniek, religie, taal enzovoort ook intensief bezig met vraagstukken rond de ecologische crisis. In de betreffende lezing vraag hij zich af wat wij toch moeten doen nu ons verteld wordt dat onze huidige beschaving ten dode opgeschreven is.
Volgens geologen leven wij in het Antropoceen, het tijdvak waarin de geologie van de aarde zelf wordt beïnvloed door de mens. Onze oude, romantische verhouding tot de natuur als het sublieme dat ons nietige mensen overweldigt, verandert langzaam in een besef dat wij ‘samen’ een collectieve reus vormen die de belangrijkste geologische kracht is geworden. Als je bedenkt dat de energie die afkomstig is uit het binnenste van de aarde circa veertig terawatt is, maar onze geglobaliseerde samenleving al zo’n dertien terawatt verbruikt, zullen ‘wij’ het misschien ooit ‘winnen’ van de aarde zelf. Postmoderne filosofen spreken graag over onze tijd als ‘posthumaan’ of het einde van de geschiedenis, maar volgens Latour is er eerder sprake van een post-natuurlijke wending. Latour probeert deze nieuwe machteloze macht van de mens te doordenken, zodat we de hoop niet hoeven te verliezen dat we ooit verantwoordelijkheid kunnen nemen voor een wending ten goede.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We treffen onszelf aan in een gonzende wereld, te midden van een democratie van medeschepselen, terwijl de orthodoxe filosofie ons slechts (…) voert naar eenzame substanties, die elk niet meer dan een illusoire ervaring ondergaan.

A.N. Whitehead in Process and reality (1927-1928)

Hoewel de ‘grootste filosoof van de twintigste eeuw wiens naam begint met een W’ (Latour) zijn schatplichtigheid aan de groten die hem voorgingen (in zijn geval vooral Locke, Hume en Descartes) benadrukt, heeft Alfred North Whitehead (1861–1947) zonder dat dat veel denkers is opgevallen een van de origineelste metafysica’s uit de wijsgerige geschiedenis opgesteld. De van oorsprong wis- en natuurkundige Whitehead is vooral bekend van de met Bertrand Russell geschreven Principia Mathematica en in bescheiden kring ook als grondlegger van de procesfilosofie (en de procestheologie).
Een van de belangrijkste wendingen die Whitehead doorvoert is die van de blikrichting van de filosoof als filosoof. De moderne filosofie wil de hele wereld beschrijven in termen van subject en predicaat, substantie en kwaliteit of particuliere en universele proposities. Maar daarmee ‘doen ze onze onmiddellijke ervaring geweld aan, die wij uitdrukken in ons handelen, onze hoop, onze sympathieën, onze doelen, en die wij ondergaan ook al ontbreekt het ons aan woorden om haar te kunnen analyseren’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Voor Kant moesten mensen doof zijn voor de natuur om gehoor te kunnen geven aan de stem van de menselijkheid binnen in ons, voor Serres en Lovelock is een dergelijke doofheid juist het kenmerk van immoraliteit.

Émilie Hache en Bruno Latour in ‘Morality or moralism? An exercise in sensitization’ (in Common Knowledge, 2010)

Hache en Latour vragen de lezer om deel te nemen aan een experiment of oefening in sensibilisatie (gevoelig worden) en desensibilisatie (ongevoeliger worden) in immunologische zin. Daartoe moet de lezer zijn oordeel opschorten over welke wezens wel en welke niet in staat zijn ‘om ons te verplichten tot het antwoorden op hun appel’. Het is een alledaagse ervaring om je meer of minder verantwoordelijk te gaan voelen voor een bepaald, menselijk of niet-menselijk, wezen. Zoals vaak bij Latour is zijn onderzoek naar kennis en wetenschap aanleiding om filosofische clichés om te keren. En daarbij laat hij zich dit keer, behalve door Michel Serres, ook inspireren door James Lovelock, bekend van de Gaiahypothese dat de aarde een soort superorganisme is. Voor veel filosofen is de natuur iets dat we (in onszelf) moeten onderdrukken, teneinde moreel te kunnen handelen. Voor Serres en Lovelock handelen we juist moreel door te horen wat onze natuur ons te zeggen heeft.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niets is minder conservatief, en niets staat zozeer met beide benen op de Grond als religie.

Bruno Latour in ‘Will non-humans be saved? An argument in Ecotheology’, uit Journal of the Royal Anthropological Institute (2009)

Inmiddels is duidelijk geworden dat Bruno Latours (1947) vraag ‘moderniseren of ecologiseren’ (1997) kan worden beantwoord: moderniseren werkt niet. Alleen is nog niet helemaal duidelijk wat ‘ecologiseren’ betekent. De voorgestelde oplossingen sluiten in ieder geval niet aan op de bedreigingen van de ecologische crisis. ‘Als de eerste trillingen van de Apocalyps te horen zijn, zouden de voorbereidingen op het einde iets meer mogen zijn dan het gebruik van een ander soort lamp …’

Als mensen apocalyptische termen gaan gebruiken, kun je je volgens Latour beter direct tot de religie wenden, in plaats van die alleen maar ‘metaforisch’ te behandelen. Er is immers geen twijfel over mogelijk dat de religie alles te maken heeft met ‘radicale veranderingen in de aard van het dagelijks leven’. Religie heeft bovendien een vast vertrouwen in ‘Incarnatie’: ‘voor de transsubstantiatie van brood en wijn in vlees en bloed, heeft er al een andere onbetwijfelbare transsubstantiatie plaatsgevonden, die even mysterieus is’, namelijk die van graan en druiven in brood en wijn.

Daarom dient religie, in ieder geval in christelijke gedaante, zich aan als een plausibel alternatief voor een ecologisch bewustzijn, dat ethisch en emotioneel zo veel minder kracht heeft om ons ertoe te brengen te doen wat nodig is om mensen en niet-mensen te redden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ecologie is niet de wetenschap van de natuur, maar het argumenteren, de logos, over hoe we samen willen leven op leefbare plaatsen.

Bruno Latour in ‘Coming out as a philosopher’ (rede bij de aanvaarding van de derde Siegfried Unseld Prijs, Frankfurt, 28 september 2008)

Hoewel hij bekend stond als (wetenschaps)socioloog, bleek Bruno Latour (1947) al heel lang stiekem een filosoof te zijn. Zijn studieobject – de moderne wetenschap – bleek alleen te begrijpen als je je ook verdiepte in de ‘achterliggende’ zijnsleer van wetenschappers. Een van de dingen die hij probeert te doorbreken is het desastreuze onderscheid tussen natuur en cultuur of maatschappij. Hij spreekt liever van ‘naturen-culturen’, waarin alles met alles samenhangt en geen van beide tot de ander te herleiden is. Juist de toestand van ons milieu maakt het noodzakelijk dat we niet langer de natuur overlaten aan de wetenschappers, de samenleving aan de sociologen en het onderscheid aan de wetenschapsfilosofen. Misschien is Europa wel de plek bij uitstek om te praten over ‘samen leven op leefbare plaatsen’, nu dat werelddeel niet langer denkt dat het voor de rest van de wereld kan bepalen wat ‘universeel’ is. ‘Momenten van zwakheid zijn een goede gelegenheid om eindelijk te bepalen waar we het innigst aan vast willen houden. Dat maakt de globalisering zo interessant: aan de onderhandelingstafel zijn de voormalige moderne denkers misschien eindelijk in staat om te zeggen waar het hun al die tijd om ging. Uiteindelijk gaat het erom voor welke waarden je bereid bent te sterven.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als alles relatief is, is de zin ‘alles is relatief’ ook relatief, en dan kan je ’m evengoed niet uitspreken. Je met onzin bezighouden heeft geen zin.

Etienne Vermeersch in Humo, 31 mei 2005

De Vlaamse filosoof en ethicus Etienne Vermeersch (1934) verdedigt zich hier op een bekende wijze tegen het relativisme. Het relativisme zaagt immers de tak door waarop ze zelf gezeten is, zoals Bruno Latour het uitdrukt. Met de stelling ‘alles is relatief’ doet de relativist een beroep op een of ander criterium voor de waarheid van die stelling. En dat criterium moet zelf dus wel absoluut zijn. Kortom: hij spreekt zichzelf tegen, en dat mag niet.

Maar wie heeft er eigenlijk gezegd dat ‘alles relatief is’? En in welke context gebeurde dat? Je kunt je heel wel voorstellen dat de relativist in gesprek was met een absolutist. De zin ‘alles is relatief’ zou dan relatief zijn ten opzichte van het gesprek waarin de relativist beweerde dat er geen universele en tijdloze criteria voor de waarheid van uitspraken bestaan, en de absolutist dat die er wel zijn. Misschien maakten beiden zich wel oprechte zorgen over de geestelijke gezondheid van de ander. De relativist was bang dat de absolutist zich door zijn illusies de wet liet voorschrijven. De absolutist was bang dat de relativist straks met tak en al naar beneden zou vallen. Zo lang zij nog de inzet hadden om elkaar te helpen wijzer te worden, was het wellicht niet zinloos dat zij zich met die onzin bezighielden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Apparaten beïnvloeden onze interpretaties en intenties, en daarmee ook ons ethisch handelen.

Peter-Paul Verbeek in een interview met Irene de Pous in Trouw, 17 maart 2008

Hoogleraar techniekfilosofie in Twente, Peter-Paul Verbeek (1970), staat in de traditie van wetenschapsantropologen als Bruno Latour. Hij claimt dat techniek niet alleen de omstandigheden waarin we keuzes moeten maken beïnvloedt, maar dat er iets veel fundamentelers aan de hand is. Techniek belichaamt vaak letterlijk waarden. Soms gebeurt dat bewust. Een berucht voorbeeld is het ontwerp van de viaducten over de weg naar Jones Beach bij New York, die zo laag werden gemaakt dat alleen personenauto’s (en dus witten) en geen bussen (en dus geen zwarten) het strand konden bereiken. Soms wordt techniek zeer expliciet aangewend om ons gedrag te beïnvloeden op grond van (gedeelde) waarden. Je kunt hierbij denken aan de verkeersdrempels die ons dwingen langzamer te rijden. In het Engels worden die wel ‘slapende politiemannen’ genoemd. Volgens Verbeek kun je je niet verzetten tegen deze morele lading van techniek, maar schuilt onze vrijheid juist in het erkennen daarvan. Je kunt dan vervolgens zelfs streven naar ‘moralisering van apparaten’ (zoals Verbeeks voorganger Hans Achterhuis dat noemde), bijvoorbeeld door milieuvriendelijkheid te ‘implementeren’ in tijdschakelaars of waterbesparende douchekoppen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Moderniseren of ecologiseren? Dat is de vraag.

Bruno Latour in To modernize or to ecologize? That’s the question (1998)

Wat de ‘groene’ partijen en de milieubeweging voor ogen staat noemt Latour ‘politieke ecologie’. Politieke ecologie heeft geen plek in een moderne samenleving, maar moet veel eerder worden begrepen als een alternatief voor modernisering. Veel mensen die zich sterk maken voor ‘de natuur’ hebben bij die ‘natuur’ een beeld dat mede wordt bepaald doordat het in tegenstelling wordt gezien tot ‘cultuur’, ‘samenleving’, ‘politiek’ of ‘geest’. Maar die Grote Scheidingen zijn kenmerkend voor de moderne manier van denken. Volgens Latour is een enkele blik in de krant voldoende om vast te stellen dat als het bijvoorbeeld gaat om het ‘gat in de ozonlaag’ deze manier van denken niet langer bruikbaar is. Het wemelt er van de ‘hybriden’. ‘In een en hetzelfde artikel worden chemische reacties en politieke reacties door elkaar gehaald. Een en dezelfde draad verbindt de meest esoterische wetenschap met de meest laag-bij-de-grondse politiek, de hoogste hemel met die ene fabriek in een buitenwijk van Lyon, wereldomvattende risico’s met de aanstaande verkiezingen of de volgende directievergadering’ (Wij zijn nooit modern geweest, 1994). Er is daarom een nieuwe manier van denken nodig: een niet-moderne. In Politics of nature – how to bring the sciences into democracy (2004) stelt hij dat we moeten kiezen: moderniseren of ecologiseren.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Agnosticisme is een manier om niet langer te geloven in het idee van geloof.

Bruno Latour in Petite réflexion sur le culte moderne des deux faitiches (1996)

Bruno Latour (geboren 1947) probeert een antropologie van de moderne mens te ontwikkelen. Hij benadert wetenschappers op dezelfde manier als waarop een cultureel antropoloog een ‘primitieve stam’ bestudeert. Hij laat zien dat het succes van de wetenschappen heel anders verklaard kan worden dan op grond van de overtuiging dat alleen wetenschappers rationeel zijn en daardoor toegang hebben tot de echte werkelijkheid. Steeds weer proberen zijn critici hem vast te pinnen op een keus voor rationaliteit of voor geloof, voor realisme of relativisme. Deze drang heeft hij zelf weer geprobeerd te analyseren (onder andere in Pandora’s hope, 1999), maar intussen gaat hij gewoon verder met het ontwikkelen van een ‘niet-moderne antropologie’. In een poging om de symmetrie te herstellen tussen de manier waarop wij tegen andere culturen aankijken, probeert hij ook over goden na te denken zonder te geloven in rationaliteit, maar ook niet in ‘geloof’. Voorheen kon hij gewone wetenschapsfilosofen nog wel eens op de kast krijgen door te stellen dat de overtuiging dat het DNA al bestond vóórdat het was ontdekt ‘een respectabel geloof’ is. Maar later probeert hij te bedenken wat de consequenties zijn van de opheffing van het onderscheid tussen geloof en weten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Ik weet niet wat het geval is. Ik weet noch wie ik ben, noch wat ik wil, maar anderen zeggen dat ze dat voor mij weten, anderen die mij definiëren, mij verbinden, mij tot spreken brengen, interpreteren wat ik zeg, en mij in dienst nemen. Of ik nu een stor

Bruno Latour in The pasteurization of France (1988)

Als je na lang nadenken tot de conclusie komt dat je door alle meningen en interpretaties niet meer kunt zeggen wat werkelijk het geval is, kun je twee dingen doen. Je kunt concluderen dat al die interpretaties onzin zijn en dat we ‘de dingen op zichzelf’ toch nooit kunnen kennen, maar je kunt ook vaststellen dat in ieder geval al die interpretaties heel werkelijk zijn. Tegen de eerste aanpak pleit bijvoorbeeld dat iedereen en alles toch doorgaat met leven en werken vanuit die eigen interpretatie en er alles aan zal doen om die eigen interpretatie meer werkelijk te maken dan die van een ander. En daarvoor worden niet alleen filosofische traktaten gebruikt, maar letterlijk alles wat voorhanden is: deeltjesversnellers, destilleerkolven, laboratoriumkweekjes, beroepscodes, enquêtes, planbureaus, reclame, kortom allemaal dingen die heel veel geld kosten. Probeer dan maar eens onder die interpretaties uit te komen met alleen maar wat filosofische scepsis. Voor je het weet word je subatomair gespleten, tot je essentie gezuiverd, empirisch besmet, therapeutisch behandeld, ‘niet van toepassing’ verklaard, lid gemaakt van een bevolkingsgroep of in je onderbuik geraakt. Je moet zelf niet onbemiddeld zijn om daar weer onderuit te komen, of genoeg machtige bondgenoten vinden: ‘Geïnterpreteerden aller landen, verenigt u!’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als het om politieke filosofie van de wetenschap gaat, moet je de tijd nemen, om die niet te verliezen.

Bruno Latour in Politics of nature. How to bring the sciences into democracy (2005)

Volgens Latour is de crisis van groene politiek (politieke ecologie) ontstaan doordat men niet radicaal genoeg heeft nagedacht over de verhoudingen tussen natuur en politiek. Dat heeft Latour zelf nu juist wel gedaan. In eerste instantie vooral door de te laten zien hoe ‘door en door politiek’ de natuurwetenschap eigenlijk zelf is. Wetenschappers ‘ontdekken’ de werkelijkheid niet, maar construeren die met behulp van allerlei bondgenoten (van collega’s, financiers en politici, tot machines, objecten en teksten). Het beeld of het concept ‘natuur’ is echter mede bepaald door het te onderschéíden van politiek en samenleving (het ene objectief, het ander subjectief, etc.). Dat betekent dat dat ook geldt voor het beeld van ‘de politiek’, die vooral onder wetenschappers en filosofen een zeer slechte naam heeft. Zowel natuur als politiek wordt tekortgedaan door het moderne onderscheid tussen een waardevrije wetenschap en een politiek van belangen en zelfzuchtigheid. Latour doordenkt dit onderscheid opnieuw, nu om daarmee de ecologisch-politieke beweging nieuw leven in te blazen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Jullie Nederlanders maakten zoveel indruk op bezoekers, en vooral op Descartes, dat hij uiteindelijk het witte stuk papier waarop figuren worden getekend, ging verwarren met zijn res extensa!

Bruno Latour in The aesthetics of matters of concern (Lezing gegeven in Amsterdam, april en mei 2005 voor de Spinoza-leerstoel in de Wijsbegeerte, Universiteit van Amsterdam)

In zijn voortgaande ‘empirisch-filosofische’ onderzoek naar de bronnen van veel van de schijnbaar onoplosbare problemen van de moderne filosofie, bespreekt de Franse denker Bruno Latour de invloed van de schilderkunst op de filosofie. Een filosoof als John Locke ervaart dat een schilderij hem doet geloven dat er iets driedimensionaals voor hem staat, terwijl het toch duidelijk een plat vlak is. Er moet dus wel een ‘echte’ stimulus zijn die onze geest bereikt (de eigenschappen van het schilderij als plat object) en een ‘subjectieve perceptie’ van de ‘onechte’ driedimensionale kenmerken van de afbeelding. Vanaf dat moment is deze metafoor uit de schilderkunst bepalend voor de manier waarop epistemologen (kennis- en wetenschapsfilosofen) denken over geest en werkelijkheid: er is een harde feitelijke stand van zaken, waar wij een al dan niet juiste kopie van kunnen maken in onze geest. Latour houdt de Nederlandse schilders en kooplieden uit de Gouden Eeuw verantwoordelijk voor dit misverstand. Volgens Latour heeft de verwarring van Descartes catastrofale gevolgen gehad voor de filosofie en heeft die zich nooit meer hersteld van dit door elkaar halen van ontologie en verbeeldingsstrategieën. Zelf pleit hij voor een onderzoek naar ‘matters of concern’ in plaats van ‘matters of fact’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

1.1.1 Niets is op zichzelf reduceerbaar of niet-reduceerbaar tot iets anders.

Bruno Latour in ‘Tractatus Scientifico-Politicus’ in The Pasteurization of France (1988)

Latour noemt dit zelf ‘het principe van irreduceerbaarheid’, maar het is een principe dat niet ‘heerst’ want dat zou in tegenspraak zijn met zichzelf. Latour beschrijft in een intermezzo in zijn traktaat de manier waarop dit principe als een soort mystieke ingeving tot hem kwam. De verandering van blik vergelijkt hij met die tussen de perspectieven van Robinson Crusoë en Vrijdag uit het verhaal van Daniel Defoe. Crusoë meent dat hij de oorsprong van alle orde kent: de Bijbel, de tijd bijhouden, discipline, landkaarten en boekhouding. Maar Vrijdag ‘weet nog niet zo zeker wat sterk is en wat geordend’. Voor Crusoë is alles reduceerbaar tot de kennis in zijn bewustzijn, en hij ‘huilt van eenzaamheid’, maar Vrijdag weet zich omringd door rivalen, bondgenoten, verraders, vrienden, waarvan er maar één een mens is. En hij ziet die hele jungle van ordeningen voortdurend veranderen. Alle reducties, alle ‘herleidingen’ kunnen worden aangebracht, het hele eiland kan uiteindelijk worden platgeasfalteerd en bebouwd met hotels, maar het kost allemaal geld, tijd en moeite om die ordeningen in stand te houden. En met minder van die middelen kan het ook weer worden opengebroken en teruggegeven aan de niet-menselijke krachten.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Er valt over de postmodernen maar één positief ding te vertellen: na hen is er niets meer.

Bruno Latour in We zijn nooit modern geweest (1991)

In de jaren tachtig van de twintigste eeuw wordt Bruno Latour (1947) een van de voormannen van de ‘empirische wending’ in het denken over wetenschap. Hij noemt zichzelf ‘wetenschapsantropoloog’ en bekijkt een laboratorium vol wetenschappers zoals wij een ‘vreemde stam’ zien, als een onbekende cultuur met allerlei vreemde gebruiken, overtuigingen en goden. Op verzoek van zijn uitgever schrijft Latour in het begin van de jaren negentig een ‘echt Frans boek’. Dat wil (in zijn eigen woorden) zeggen met veel ‘grote woorden’ en ‘zonder empirische onderbouwing’. In dit boek laat hij zien hoe al sinds Kant een scheiding is ontstaan tussen natuur en samenleving, tussen werkelijkheid en subjectiviteit. Deze onderscheiding werd aan de ene kant als zeer problematisch ervaren, maar aan de andere kant als min of meer onvermijdelijk gezien. Zo proberen allerlei filosofen sindsdien deze ‘moderne dimensie’ te overwinnen, maar slagen ze er alleen maar in om de twee polen steeds definitiever van elkaar te vervreemden. Latour pleit daarom voor een ‘symmetrische antropologie’: we moeten onze eigen cultuur en die van vroeger en elders op dezelfde manier onderzoeken en we moeten onderzoeken wat de ‘geschiedenis’ van (de geconstrueerde) objecten en feiten is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media