Locke
Alle pijn in het lichaam, van welke aard dan ook, en alle onrust van de geest is onbehagen.
John Locke in An essay concerning human understanding (1690, 20.2.3)
Volgens de Engelse filosoof John Locke (1632–1704) wordt de mens in zijn handelen en denken gemotiveerd door genot en pijn, wat hem tot een hedonistisch denker maakt. Genot en pijn worden ‘veroorzaakt’ door goed en kwaad, en deze vier ‘zijn de scharnieren waaromheen onze hartstochten draaien’.
Genot en pijn kun je eigenlijk niet definiëren, maar alleen kennen uit ervaring. ‘Een “definitie” ervan in termen van de aanwezigheid van goed of kwaad, wordt ons alleen bekend door te reflecteren op wat we binnen in onszelf voelen wanneer we nadenken over, of de uitwerking ondergaan van, goed en kwaad.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het is voor een leraar gemakkelijker om te bevelen dan om te onderwijzen.
John Locke in Some thoughts concerning education (1693)
Een groot deel van de ‘gedachten over onderwijs en opvoeding’ die de Engelse filosoof John Locke (1632–1704) in dit werk uiteenzet, heeft betrekking op de vraag hoe je kinderen tot de deugd brengt. Hij ziet deugd als een combinatie van zelfbeheersing en rationaliteit. Locke was er, anders dan vele anderen, van overtuigd dat kinderen al op jonge leeftijd in staat waren om te redeneren, en hij vond dat ouders hen moesten aanspreken als redelijke wezens, zodat het voor de kinderen steeds meer een gewoonte werd om rationeel te denken. Daarbij was Locke een uitgesproken tegenstander van beloningen zoals snoepjes en straf zoals slaag, want daar werden kinderen eerder ‘sensualisten’ dan ‘rationalisten’ van. Zij leerden dan te handelen naar hun gevoelens of hartstochten, in plaats van naar de rede.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media