Pirsig
Tussen subject en object ligt de waarde. (…) Dat is de primaire empirische werkelijkheid.
Na het overweldigende succes van Zen en de kunst van het motoronderhoud (1974) duurde het zeventien jaar voor Robert M. Pirsig (1928-2017) met een opvolger kwam. In Lila bouwt Pirsig zijn ideeën over ‘kwaliteit’ uit tot een metafysische theorie over de gehele werkelijkheid, zowel de anorganische als de organische, de sociale en de intellectuele.
Het onderscheid tussen subject en object, en de vraag naar hun verband, heeft een lange filosofische traditie. Maar van welke filosofische school je ook bent, als je op een hete kachel gaat zitten, zul je zonder enig tegenargument kunnen verifiëren dat je je zonder twijfel in een situatie van lage kwaliteit bevindt: de waarde ervan is negatief. ‘Waarde’ is dan niet een ‘vage, warhoofdige, cryptoreligieuze, metafysische abstractie’, maar de ervaring zelf. Volgens Pirsig heeft onze westerse cultuur een blinde vlek voor deze waarheid als een koe. Als wij gaan vloeken omdat we ons verbrand hebben, denkt de westerling dat de hete kachel (het object) de oorzaak is, die ons (subjecten) doet vloeken, en dat die lage waarde er door ons aan wordt toegekend. Maar de waarde bevindt zich tussen de kachel en de vloeken. Die waarde ervaar je directer dan je jezelf of die kachel ervaart.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Elke serieuze roman moet filosofie maken uit de kleinigheden van het dagelijks leven.
Orhan Pamuk in The New York Times (11 november 2012)
Een geest die alleen maar logisch denkt is als een mes dat alleen uit een lemmet bestaat. De hand die het gebruikt, gaat ervan bloeden.
Rabindranath Tagore in Zwervende vogels (1916)
Niets is beter dan wat ouderwetse ‘filosofologie’ om bij in slaap te vallen.
Robert M. Pirsig in Lila, an inquiry into morals (1981)
Filosofologie staat tot filosofie als musicologie staat tot muziek of literatuurwetenschap staat tot literatuur. Het is een afgeleide discipline, een ‘parasiet die graag gelooft dat hij zijn gastheer beheerst door diens gedrag te analyseren en intellectualiseren’. Maar terwijl musicologen of literatuurwetenschappers niet denken dat ze musici of schrijvers opleiden, geloven filosofologen dat wel van filosofen. Tijdens een studie filosofie word je echter niet geacht zelf te (leren) filosoferen, maar alleen een kritische lezing van de grote denkers te kunnen geven. Tijdens zijn eigen studie kreeg Pirsig dan ook te horen dat het een fiasco zou worden als hij te veel aandacht zou besteden aan zijn eigen ideeën. Hij keert zich vervolgens af van de filosofologie, deels omdat hij er niet van houdt, maar ook om niet ‘de filosofologische wagen voor het filosofische paard te spannen’, of zelfs te vergeten dat er ook nog een paard (nodig) is. Als je eerst alles zou moeten lezen wat de grote filosofen uit het verleden hebben gezegd, ben je tweehonderd jaar verder voor je aan je eigen gedachten toekomt. Of je raakt zo onder de indruk van wat ze zeggen, dat je niet meer ziet wat ze vergeten zijn.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De gedachte dat de meerderheid van de studenten een universiteit bezocht voor het ontvangen van een opleiding, onafhankelijk van de cijfers of titels, is zo hypocriet dat de meesten blij zijn dat het niet aan het licht komt.
Het onderzoek naar kwaliteit van Pirsigs alter ego, Phaedrus, begint met een ‘niet-metafysische fase’. Phaedrus is docent schrijven (retorica) aan een Amerikaanse universiteit en zoekt naar alternatieven voor de traditionele onderwijsaanpak. Hij ontdekt dat veel studenten bij het maken van schrijfopdrachten ‘blokkeren’ omdat ze proberen te bedenken wat ze over het opgegeven onderwerp zouden moeten schrijven (om een goed cijfer te halen). Hij begint daarom andere onderwerpen dan de gebruikelijke als opdracht te geven. Hij vraagt ze niet te schrijven over bijvoorbeeld de ‘geschiedenis van de Verenigde Staten’ (in vijfhonderd woorden), maar over de bovenkant van hun duim of over een muntstuk. Als ze daar eenmaal aan gewend zijn, vragen sommigen zelfs of ze over beide kanten van het muntstuk moeten schrijven, want één kant biedt al stof genoeg. In een volgende fase stopt Phaedrus met het geven van cijfers voor de werkstukken. Dat roept eigenlijk alleen weerstand op bij degenen die daarvóór een vijf of een zes haalden: zij waren gewend om hun inspanning af te stemmen op wat volgens de docent ‘voldoende’ was. Zonder cijfers zijn ze dat houvast kwijt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Je kunt zen niet meester worden; je kunt alleen maar opgeven, en zen wordt jou meester.
Vandaag tachtig jaar geleden werd Robert M. Pirsig geboren in Minneapolis, Minnesota. Hij is de schrijver van slechts twee boeken: de ‘cultklassieker’ Zen en de kunst van het motoronderhoud (1974) en het wat minder succesvolle Lila (1991). Hoewel hij na het uitkomen van zijn eerste boek (dat eerst door ruim 120 uitgeverijen geweigerd was) de nodige interviews heeft gegeven, leeft hij al jaren teruggetrokken in de buurt van Boston of reist hij rond met de zeilboot, zoals de hoofdpersoon in Lila. Het interview waar het citaat uit afkomstig is ‘zou best eens zijn laatste kunnen zijn’.
Dit ‘laatste’ interview is het eerste waarin hij iets zegt over zen. Het onmogelijke dilemma voor hem is dat je altijd líégt als je iets zegt over zen, terwijl niemand weet dat het bestaat als je er helemaal niets over zou zeggen. Zen is ‘niets’, en hoe meer je erover zegt, hoe verder je ervan wegraakt. Toen hij een eerdere versie van Zen … had geschreven vond hij dat er te veel ‘ik’ in voorkwam; dat is niet erg zen-achtig. Daarom creëerde hij een alter ego: Phaedrus. Voor hemzelf is Zen vooral een kwestie van ‘zitten’, wat volgens hem bijna overal goed voor is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media