Popper
Zonder inzet gaat de ziel schimmelen.
Ben Schreurs, Filosofisch dagboek (Tijdschrift voor Biografie), 25 januari 1990
De Utrechtse psycholoog Ben Schreurs (1934–2015) promoveerde op de metafysica van Karl Popper en hield een filosofisch dagboek bij dat na zijn dood werd gevonden. Fragmenten daarvan zijn gepubliceerd in het Tijdschrift voor Biografie. Een van de thema’s in het dagboek is de zin van het leven, die volgens hem schuilt in een verhaal of een daad, maar nooit in een theorie.
Het citaat maakt deel uit van enkele gedachten over het goede leven. Volgens Schreurs moet een mens ‘hoog spel’ durven spelen, ‘inzetten op een hoger en intenser leven’. Dat brengt wel onzekerheid met zich mee en uiteindelijk loop je ook het gevaar dat je verliest. Maar het betekent ook dat ‘de mislukkeling’ ons respect verdient: ‘hij heeft ingezet en verloren.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het doel van het filosofisch consult is het realiseren van een voor de klant optimaal eigen denkproces over de eigen vragen, tijdens en na het consult.
Eite Veening (1947) is een van de grondleggers van de filosofische consultatie in Nederland. In 1998 promoveerde hij op de drie-wereldentheorie van Karl Popper, en deze theorie vormt een van de filosofische fundamenten voor zijn opvattingen over het filosofisch consult. Volgens Popper leven mensen in drie verschillende werelden. Wereld-1 is die van de fysieke, materiële dingen, wereld-2 die van onze ervaringen, belevingen, gevoelens en gedachten. In wereld-3 bevinden zich alle dingen waar filosofen in geïnteresseerd zijn: ideeën, opvattingen, denkbeelden en theorieën, en hun ‘ingrediënten’: concepten, begrippen en abstracties. Veening noemt die leefwerelden ‘ongemengd’, maar wel ‘verbonden’ in een ‘ecologisch systeem’. Een van de redenen waarom mensen bij een filosoof te rade gaan, is omdat er iets niet ‘klopt’ in hun ecologie.
Artsen verlenen zorg aan patiënten in leefwereld-1, psychotherapeuten hulp aan cliënten in leefwereld-2, en in wereld-3 verlenen filosofen een dienst, te weten ‘het realiseren van een voor de klant optimaal eigen denkproces over de eigen vragen’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
‘Geef een voorbeeld van een morele regel!’
Wittgenstein tegen Popper, zoals beschreven in Poppers Autobiografie (1978)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
We kunnen organismen volgens mij beter als probleemoplossers zien dan als najagers van doelen.
Karl R. Popper in zijn Autobiografie (1974, 1978)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
… want alles is slechts een web van gissingen.
Xenophanes, door Karl Popper gekozen als motto van hoofdstuk 1 van Realism and the aim of science (1983)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wat geweldig dat we op een paradox zijn gestuit. Nu mogen we tenminste enige hoop koesteren dat we vooruitgang zullen boeken.
Niels Bohr, geciteerd in Niels Bohr: The Man, His Science, & the World They Changed (1966) van Ruth Moore
Ik was bijna vijfendertig en ik dacht dat ik één probleem in ieder geval al opgelost had, namelijk hoe je aan een bureau kunt werken en je toch met epistemologie bezighouden.
Toen hij twintig was ging Karl Popper (1902-1994) in de leer bij een oude meester-schrijnwerker in Wenen, waar hij in dienst bleef van 1922 tot 1924. Volgens Popper heeft hij van deze meubelmaker meer over kentheorie geleerd dan van wie ook. Zijn leermeester had de gewoonte hem allerlei vragen te stellen over de geschiedenis waarop de jonge Popper geen antwoord had, maar de man zelf wel. Zo leerde Popper in de praktijk de socratische wijsheid: hij wist dat hij niets wist, en hij wist dat alle kennis die hij in de toekomst nog zou verwerven hem alleen nog maar meer zou laten inzien dat zijn gebrek aan kennis oneindig groot was. Toen de meubelmakerij een grote order van dertig mahoniehouten bureaus met heel veel laden had gekregen, begon de kwaliteit van die bureaus te lijden onder Poppers ‘preoccupatie met epistemologie’. Zijn leermeester kwam tot de conclusie dat Popper ‘te feilbaar en te onwetend’ was voor de meubelmakerij. Nadat Popper het vervolgens een tijdje als sociaal werker en als leraar had geprobeerd, kreeg hij de kans om filosoof van beroep te worden. Hij kon nu dus aan een bureau werken en zich toch met de grote kennisfilosofische kwesties bezighouden.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Bij ieder moreel of intellectueel offer dat men doet, raakt men dieper geïnvolveerd.
In zijn jeugd was Karl Popper gedurende drie maanden communist, zoals velen van zijn leeftijd en in zijn positie gegrepen door de beloften van de Russische Revolutie. Hij las Lenin en Marx en was onder de indruk van de marxistische theorie, het wetenschappelijk socialisme. Na een incident bij een demonstratie van arbeiders, waarbij dodelijke slachtoffers vielen, werd Popper echter een fel tegenstander van het communisme, iets wat hij als een van de belangrijkste gebeurtenissen in zijn leven beschouwde. Hij komt tot de conclusie dat communisme een geloof is, een geloof in de belofte van een betere wereld. Hij zegt later dat als dit geloof zou kunnen samengaan met individuele vrijheid, hij nog altijd socialist zou zijn. Maar het belang van zijn ervaring in 1919 zit vooral in de ontdekking dat hij onkritisch en dogmatisch een theorie had aanvaard. Dogmatisch, want fouten die hij zag in de retoriek van de marxisten had hij verdrongen. Hij ontdekte bovendien bij hemzelf en bij anderen dat wanneer je je moreel of intellectueel compromitteert, de betrokkenheid juist toeneemt en daarmee ook het dogmatisme. Later ontdekt hij bovendien dat de marxisten een immuniseringsstrategie hanteren die er op neerkomt: ‘wie het wetenschappelijke socialisme bekritiseert, is een bourgeois.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
‘En u,’ zei ik met kinderlijke vrijpostigheid, ‘maakt u nooit vergissingen?’ ‘Dikwijls’ antwoordde hij. ‘Maar in plaats van er één te concipiëren, bedenk ik er vele, zodoende word ik van geen enkele de slaaf.’
Umberto Eco in De naam van de roos (1980)