Schleiermacher
De vriendschap is een kapitaal waarvan de rente nooit verloren gaat.
Johann Georg Hamann in ‘An J.G. Lindner, 1756’ (1905)
Het is dus uitgesloten dat men gelukkig zou zijn, als men niet wijs en goed is.
Socrates tegen Alcibiades in de dialoog Alcibiades I (134a) van Plato (?)
Wie zijn buurman ’s ochtends luid begroet, / wekt de indruk dat hij hem vervloeken wil.
De genoemde spreuk is misschien beter te begrijpen in de oude vertaling van het NBG: ‘Wie zijn naaste in de vroege morgen op luidruchtige wijze groet, het wordt hem als een vloek aangerekend.’ In de Statenvertaling wordt het nog pregnanter, want daar gaat het niet over ‘groeten’, maar over ‘zegenen’. Waar het in deze Spreuk over lijkt te gaan is de ‘achting voor de gemoedstoestand van de ander’, zoals volgens Schleiermacher de schaamte ons deze gebiedt. De schaamte zorgt ervoor dat wij onze gesprekspartner niet zomaar onderbreken. In zijn boek over de schaamte (Schaamte en existentie) schrijft Van Raalten dat de Spreuk ons wijst op het ‘schaamteloze gebrek aan respect voor de stemming van de ander’ dat wij ervaren in de ‘ongegeneerde begroeting’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media