Gedachten

Men mag het altaar niet uit de tempel en het medelijden niet uit de mensenharten verwijderen.

Phokion, geciteerd door Stobaeus in Florilegium (en door Schopenhauer in Dat ben jij)

Voor Arthur Schopenhauer (1788–1860) is de grondslag van de moraal het medelijden, en hij ziet dat vele culturen dat met hem eens zijn. Zo is het medelijden de eerste van de vijf kardinale deugden bij de Chinezen en prijzen de hindoes overleden vorsten in de eerste plaats om hun medelijden met mens en dier. Ook in de stad waar het fundament van de westerse wijsbegeerte werd gelegd, Athene, had men op het forum een altaar voor het medelijden. Het citaat wordt toegeschreven aan Phokion (402–318 v.C.), een Atheens politicus en veldheer, die onder andere was onderwezen door Plato en Xenokrates.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je vriend, je geliefde, je kind of wie er verder voorwerp van je liefde is, heeft er recht op dat die liefde geuit wordt.

Søren Kierkegaard in Wat de liefde doet (1847, vertaling 2007)

Als je waarachtig van iemand houdt, moet je dat zeggen en de emotie niet verborgen houden, vindt Kierkegaard (1813-1855). Wanneer iemand je werkelijk ‘innerlijk beweegt’, behoort die beweging niet jou toe maar de ander. Je moet je ook niet schamen voor je gevoelens, want als je daarom zwijgt en je liefde niet laat blijken, kan zoiets ‘juist betekenen dat je liefdeloos onrecht doet, vergelijkbaar met iemand onthouden wat hem of haar toekomt’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het wezenlijke en het hoofdzakelijke in het dier en in de mens zijn één en hetzelfde.

Arthur Schopenhauer in Dat ben jij (1840, vertaling 2010)

In zijn boek ‘over de grondslag van de moraal’ formuleert Schopenhauer (1788–1860) een gedachte die pas de laatste jaren opgeld doet. Voorheen sprak het voor filosofen vrijwel vanzelf dat de mens zich in allerlei opzichten onderscheidde van het dier. Daarbij moet wel worden aangetekend dat voor Schopenhauer ‘het wezenlijke en het hoofdzakelijke’ de wil van het individu is, en dat het intellect en de rede slechts secundair zijn. Hij ontkent niet dat mensen in dat laatste superieur zijn, maar dat ‘alleen op grond van het somatische verschil van één orgaan, namelijk de hersenen’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niet enkel voortplanten zul jij je, maar ook omhoog! En moge jou daarbij helpen de lusthof van het huwelijk.

Friedrich Nietzsche in Aldus sprak Zarathoestra (1883-1885)

In het lied Van kind en huwelijk in deel 1 van Aldus sprak Zarathoestra: een boek voor allen en voor niemand waagt de profeet zich aan ‘de rol van levensadviseur voor hogere mensen’ (Sloterdijk). Volgens hem wens je als je jong bent voor jezelf kind en huwelijk, maar hij vindt dat je je dan af moet vragen: ‘Ben jij een mens die zich een kind mag wensen? Ben jij de zegevierende, de zelfbedwinger, de gebieder der zinnen, de meester over je deugden.’ Blijkbaar is volgens Zarathoestra alleen de hogere mens (vaak onvertaald gelaten als Übermensch) gerechtigd om kinderen te krijgen. Als je nog jong bent, word je dus geacht je eerst ‘omhoog te planten’ voor je je ‘voort gaat planten’. Daarbij kan het ‘lusthof van het huwelijk’ je helpen om uiteindelijk jezelf tot een scheppende te scheppen, waarna je een nieuw schepsel op de wereld mag zetten. ‘Huwelijk: zo noem ik de wil om getweeën het ene te scheppen, dat meer is dan wie het schiepen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Moge God de filosofen inzicht geven in datgene wat voor allen voor de hand ligt.

Ludwig Wittgenstein in Vermischte Bemerkungen / Culture and Value (1947)

In de laatste jaren van zijn leven is het uitgangspunt van Wittgensteins (1889–1951) overwegingen het contrast tussen de filosofische pogingen om een fundament voor het denken te vinden, en aan de andere kant het feit dat wij zoveel dingen gewoon doen zónder dat wij twijfelen aan het gegeven dat daar een kast staat of dat we de naam hebben die we dragen. Een maand voor het citaat zegt Wittgenstein het volgende over wat de wijsbegeerte beoogt: ‘“Wijsheid is grijs.” Het leven daarentegen en de religie zijn vol kleur.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Beschouw elke dag als een leven op zichzelf.

Seneca in Epistulae, ep. 101, par. 10

Volgens Seneca heeft het geen enkele zin om plannen te maken, want ‘elke dag en elk uur openbaart ons dat we niets voorstellen’. Hij geeft het voorbeeld van Cornelius Senecio, een voornaam en kundig Romeins edelman. Hij was rijk aan het worden, maar leefde eenvoudig en lette op zijn gezondheid. Op zekere dag had hij urenlang, tot laat in de avond, aan het bed gezeten van een vriend die ernstig ziek was. Na wat gegeten te hebben kreeg hij echter een zware aanval van angina, die hem noodlottig werd. Dus nadat hij ‘alle plichten van een deugdzaam en gezond mens had volbracht’, zegt Seneca, ‘stierf hij’. Dat betekent, schrijft hij aan Lucilius, dat het dwaas is om van alles van tevoren te plannen, want ‘we zijn niet eens de eigenaar van de dag van morgen’. Daarom moeten we volgens hem elke dag als een leven op zichzelf zien. Als je je aldus voorbereidt op wat komen gaat en zorgt dat je dagelijks leven telkens een afgerond geheel is, vind je gemoedsrust.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het leven achter de schermen van het religieuze theater is overal hetzelfde.

Kristofer Schipper in interview in NRC: ‘Taomeester Kristofer Schipper en de innerlijke geschriften; Er zijn geen heilige huisjes’ (1997)

Volgens Taomeester en -deskundige Schipper (1934–2021) zijn de westerse religie en de oosterse in veel opzichten moeilijk te vergelijken. In het Westen wordt onderscheid gemaakt tussen het profane en het heilige, maar in China is religie ‘een onverbrekelijk stuk van de samenleving’ en niet een bepaalde activiteit die daar min of meer los van staat. Maar het vak van dorpsdominee lijkt wel sterk op dat van een dorpstaoïst, want ‘de business van het religieuze is overal hetzelfde’. Hier constateert de dominee dat het kerststalletje kapot is, daar ziet de meester dat de ‘altaarschoenen of de offergaven nog niet in orde zijn’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Net zoals de klant van de prostituee is de lezer in de ban van een romantische illusie.

Renate Dorrestein in Het geheim van de schrijver (2000)

Omdat fictie veel gevoelens kan oproepen, is het voor de lezer een onaangename gedachte dat de schrijver dat bewust, met effectbejag, heeft nagestreefd, zegt Dorrestein (1954–2018). Net als de klant van de prostituee ‘koopt hij vervoering’, maar wil hij niet weten dat hij daarvoor heeft betaald. Het contact met de schrijver is zeer intiem en de lezer kan zich eigenlijk niet voorstellen dat dat niet wederzijds is. Van de lezer wordt behalve tijd en geld, ook inspanning en toewijding gevraagd. En ten slotte moet hij de schrijver ook nog geloven. De schrijver hoeft alleen te leveren en de lezer die romantische illusie niet te benemen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wil je je in je waarde verheugen, / dan moet jij de wereld waarde verlenen.

Johann Wolfgang von Goethe, geciteerd in Rüdiger Safranski, Goethe – Kunstwerk van het leven (2014, vertaling 2015)

Goethe leed enige tijd aan ‘levensonlust’, maar wist daar uit te komen door in Dichtung und Wahrheit twee antwoorden te formuleren. Ten eerste moet je buiten jezelf treden en ten tweede moet je doen wat de situatie van je vraagt. Je moet geen overdreven eisen aan jezelf stellen en opgaan in je gevoelens van mislukking. Die vergallen alleen maar het plezier in het leven. ‘Deelnemen is voor de late Goethe het sleutelwoord voor zijn zelftherapie.’ In het citaat formuleert hij zijn nieuwe levensmotto, dat hij in 1814 ook de jonge Schopenhauer voorhoudt. Had die dat maar ter harte genomen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Alles wat God bood – antwoorden, helderheid, wonderen, babynamen – doet het internet beter.

Dave Eggers in The Every (2021)

In het vervolg op The Circle schreef Eggers een nog veel dystopischer roman, The Every (Het Alles), over een bedrijf dat alles biedt wat nu nog apart wordt aangeboden door verschillende sociale media en onlinewinkels. Dat leidt tot totale ‘surveillance’ of toezicht. De Every ziet alles en straft en beloont onmiddellijk. Dan is er geen behoefte meer aan een God die bedacht werd om goed gedrag te garanderen. De vraag ‘Ben ik goed?’ wordt nu gegeven door de miljarden die je een duimpje omlaag of omhoog geven bij alles wat de alomtegenwoordige camera’s je zien doen of zeggen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Om zijn reputatie te behouden moet elke wetenschapper zeggen dat hij een hekel heeft aan metafysica.

Alfred North Whitehead, geciteerd in George P. Conger, “Whitehead lecture notes: Seminary in Logic: Logical and Metaphysical Problems”, 1927, Manuscripts and Archives, Yale University Library, Yale University, New Haven, Connecticut

Toen Whitehead (1861–1947) in de jaren 1920 begon te schrijven over metafysica was die, door het succes van de empirische wetenschappen, zeer uit de mode. Voor hem was de klassieke vraag naar de aard van het universum en het bestaan echter wel degelijk een onderzoek waard, temeer daar je er als denker niet aan kunt ontsnappen om daar bewust of onbewust een antwoord op te geven. Volgens hem hadden wetenschappers dan ook niet werkelijk een hekel aan metafysica, maar alleen aan mogelijke kritiek op die van henzelf.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wie opgewekt is, heeft altijd een reden het te zijn, namelijk juist de opgewektheid zelf.

Arthur Schopenhauer in De kunst om gelukkig te zijn (2011)

De dertiende leefregel die volgens Schopenhauer leidt tot een gelukkig leven is dat je moet oppassen als je opgewekt bent. Je moet namelijk niet eerst nog aan jezelf toestemming vragen om dat te zijn door te bedenken of je daar wel goede redenen voor hebt. In ieder geval is niets zekerder van haar beloning dan de opgewektheid, ‘want bij haar vallen beloning en handeling samen’. In een noot daarbij volgt dan het citaat. Een soepeler vertaling, van Martin de Haan, luidt: ‘Wie vrolijk is, heeft alle reden om het te zijn, namelijk juist omdat hij het is.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het niet nakomen van politieke beloften verzwakte de representatieve regering en wakkert politiek cynisme en passiviteit aan.

Judith Shklar in Over onrecht (1988, vertaling door Timon Meynen, 2024)

Anders dan de meeste filosofen beschouwt Judith Shklar (1928–1992) onrecht niet als de afwezigheid van rechtvaardigheid, maar iets wat op zichzelf moet worden onderzocht. Daartoe luistert zij in de eerste plaats naar de slachtoffers van onrecht. Een van de vormen van onrecht is het breken van beloften, wat zowel in het privéleven als in het openbare leven gebeurt. Zij constateert dat het vaak de sterken zijn die bij de zwakkeren verwachtingen wekken die ze niet nakomen. Dat kan een ouder zijn die het kind een ijsje belooft, maar het uiteindelijk niet geeft. Het kan ook gaan om politici, die ‘doorgaans’ hun beloften breken. Ondanks het citaat is zij dan nog optimistisch: we hoeven volgens haar niet te vrezen dat burgers hun geloof in het gezag van de wetten snel zullen verliezen …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Wat me niet ombrengt, maakt me sterker.

Friedrich Nietzsche in Götzen-Dämmerung – oder – Wie man mit dem Hammer philosophirt (Afgodenschemering) (1889)

Drie Duitse psychologen onderzochten of deze, vaak geciteerde, uitspraak van de ‘filosoof met de hamer’ wel klopt. Is het wel zo dat een traumatische gebeurtenis je sterker maakt, dat lijden tot persoonlijke groei leidt? Judith Mangelsdorf en haar collega’s concluderen in een groot overzichtsartikel in Psychological Bulletin (2019) dat we het helaas niet weten. Er was wel een zeker positief verband tussen belangrijke, negatieve én positieve, levensgebeurtenissen en eigenwaarde en goede relaties, maar geen bewijs dat negatieve ervaringen een sterker effect hebben dan positieve. En in geen van beide gevallen werden mensen er spiritueler van of werd hun leven zinvoller.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het leven zelf kan je leren in God te geloven.

Ludwig Wittgenstein in Culture and Value (1998)

Wittgenstein noteert in 1950 dat hij denkt dat godsbewijzen worden gegeven door gelovigen die hun ‘geloof’ met hun verstand willen analyseren en onderbouwen, maar zelf nooit door zo’n bewijs tot geloof zouden zijn gekomen. Hij denkt wel dat ‘het leven’ je kan ‘opvoeden’ tot een ‘geloof in God’. Het zijn namelijk ervaringen die dat doen. Daarmee bedoelt hij geen visioenen of zintuiglijke ervaringen, maar verschillende soorten lijden. En deze tonen ons God niet zoals een zintuiglijke indruk ons een voorwerp toont. Het zijn ervaringen, gedachten, het is het leven zelf dat het Godsbegrip aan ons opdringt.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je leven heeft waarde zolang je waarde toekent aan het leven van anderen, door middel van liefde, vriendschap, verontwaardiging, mededogen.

Simone de Beauvoir, geciteerd door Skye Cleary in Wat zou Simone de Beauvoir doen? (2022)

Drie van de vier bronnen van waarde die De Beauvoir noemt, staan meestal wel op lijstjes van wat mensen belangrijk vinden in het leven, zegt Cleary, maar verontwaardiging vrijwel nooit. Zoals veel politiek actieve existentialisten vond De Beauvoir dat je verontwaardigd moest zijn over onrechtvaardige situaties in de wereld en daartegen in opstand moest komen. Het is echter de vraag of zij met haar waardering voor rebellie het sturen van woedende tweets bedoeld zou hebben.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De uitvinding van het sceptische individu is de belangrijkste vernieuwing van de Europese en westerse cultuur.

Rüdiger Safranski in een lezing over de Europese identiteit, Amsterdam (2016)

De bekende biograaf van onder meer Goethe, Schopenhauer en Heidegger stelt dat de Europese mens iemand is die vraagtekens durft te plaatsen en twijfel toestaat. Voorbeelden zijn Maarten Luther, die de macht van de kerk ter discussie stelde, wat leidde tot de Reformatie, en Erasmus, die de aanstoot gaf tot een kritische maatschappij. De Griekse term skepsis betekent ‘onderzoek’. Hedendaagse sceptici verbaast het wellicht dat reeds Paulus in zijn eerste brief aan de Tessalonicenzen schrijft: ‘Onderzoek alles.’ Maar hij voegde daar wel iets wezenlijks aan toe: ‘Behoud het goede, en vermijd alle kwaad.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Een meedogenloos, doctrinair vermijden van ontaarding is een ander soort ontaardheid.

Robert M. Pirsig in Lila (1991)

Ook in zijn tweede boek, na dat beroemde over Zen en de kunst van het motoronderhoud, is er een verhaal over een reis (hier per boot) met een tegenpool die laat zien dat Pirsigs alter ego Phaedrus maar moeilijk tegelijkertijd een filosofisch stelsel kan uitdenken en opschrijven én een liefdevol contact kan hebben met een medemens. Dit keer is dat Lila, een vage kennis die met hem mee vaart. In mystieke zin is het schrijven van een metafysica, volgens Pirsig, dan ook een ‘ontaarde activiteit’, maar het doctrinair vermijden van ontaarding is een ander soort ontaardheid, namelijk die van fanatici.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

We zijn zo graag in de vrije natuur omdat deze geen mening over ons heeft.

Friedrich Nietzsche in Menselijk, al te menselijk (1882)

In het voorwoord tot zijn boek met aforismen zegt Nietzsche dat anderen van mening zijn dat in al zijn werken ‘strikken en netten’ zitten voor ‘onvoorzichtige vogels’, en dat ze ‘bijna voortdurend een bedekte uitnodiging zijn om gewone waarderingen en gewaardeerde gewoonten om te keren’. In deze ‘leerschool van de argwaan’ staat deze verzuchting over het soelaas dat de vrije natuur ons biedt. Het is niet helemaal duidelijk of Nietzsche met deze wij-vorm naar alle mensen verwijst, of toch ook vooral naar zichzelf. Bekend is dat Nietzsche graag urenlange wandelingen maakte … in de vrije natuur.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Als we meneer X een schilderij laten zien dat hij obsceen noemt, weten we heel wat over meneer X, maar heel weinig over het schilderij.

Heinz von Foerster in ‘Perception of the Future and the Future of Perception’ (1971)

Volgens Von Foerster heeft het verstrekkende consequenties dat we in het dagelijks leven voortdurend relaties en predicaten door elkaar halen. Onze moeders maken gebruik van de semantische ambiguïteit van het woordje ‘is’ door ons te vertellen dat spinazie goed is alsof dat daar hetzelfde betekent als in ‘spinazie is groen’. Maar in het eerste geval betreft het een relatie (tussen de chemie van spinazie en degene die die eet) en in het tweede geval om een predicaat. Bij ‘obsceniteit’ gaat het ook om een relatie en niet om iets wat wezenlijk behoort tot bijvoorbeeld een afbeelding. Niet alleen beauty is in the eye of the beholder.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het is een groot verschil of je een broekje aan hebt of niet.

herman de vries in een interview met Tommy Wieringa in NRC, 14 juli 2021

Ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag interviewt Wieringa kunstenaar herman de vries (bewust zonder hoofdletters). Vrijwel al diens duizenden werken zijn van organische of minerale herkomst. Inmiddels heeft hij hulp nodig om dagelijks door het bos te wandelen, met als motto ambulo ergo sum: ik wandel dus ik ben. Hij doet dat overigens het liefst naakt, zodat hij nog beter kan worden opgenomen in het proces, de wereld, die misschien wel God is. Hij noemt dat lopen zonder broekje ‘een soort van gevaarlijk vrij zijn’.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Alleen wanneer je van de boom houdt als van jezelf, zul je overleven.

Friedrich Hundertwasser in Baummieter sind die Botschafter des freien Waldes in der Stadt (1980)

Vijftig jaar geleden wist de Oostenrijkse architect al dat wij in onze steden stikken door de luchtvervuiling en zuurstofgebrek, omdat de vegetatie die ons leven en ademen laat, systematisch vernietigd wordt. Hundertwasser vond daarom dat onze verhouding met het groen een religieuze omvang moest krijgen. Een van zijn oplossingen was om in hoogbouwflats ook ‘boomhuurders’ toe laten: echte bomen, die vanuit een speciale humuslaag op verschillende verdiepingen langs de gevel omhoog werden geleid. Op een kunstwerk waarin hij dit visioen verbeeldt, schrijft hij: ‘Tussen de bomen ben je thuis.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media (voor Angelie)

Ieder individu begint van voren af aan met de mensheid.

Søren Kierkegaard in Het begrip angst (1844, 2020)

In zijn boek over de angst maakt Kierkegaard, of eigenlijk zijn pseudoniem Vigilius Haufniensis (de ‘wachter’ van Kopenhagen), voor het eerst het onderscheid tussen vrees en angst. De vrees heeft altijd betrekking op een object (spinnen, vliegtuigen, etc.), maar de angst op iets onbekends, namelijk de eigen mogelijkheden. De mensheid begint niet met ieder individu van voren af aan, en daarom bestaat er zoiets als geschiedenis. Maar iedere enkeling is vrij om te doen wat hij wil, het goede of het slechte, en begint daarom van voren af aan met de mensheid, en dat roept angst op.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Dwalingen zijn op zichzelf geen dwalingen.

Humberto R. Maturana in From being to doing – The origins of the biology of cognition (2004)

We leven alsof we op een of andere manier toegang hebben tot dat wat we de werkelijkheid noemen. Maar toch vergissen we ons soms. We zeggen wel dat we leren van onze fouten, maar vaak behandelen we dwalingen als ernstige mislukkingen. We hadden beter kunnen weten, want we kunnen toch zien hoe het zit? Volgens Maturana vergissen we ons in de aard van de vergissing: op het moment zelf doen of denken we wat we doen of denken omdat we op dat moment menen dat dat het juiste is. Achteraf kunnen we dat een dwaling noemen op grond van een criterium dat we ook weer niet betwijfelen.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Liefde is kennis van het individu.

Iris Murdoch in De soevereiniteit van het goede (1970, 2021)

In het essay ‘Het idee van volmaaktheid’ zet romanschrijfster én filosofe Iris Murdoch zich af tegen het heersende denken dat de innerlijkheid van de mens ontkent. Daartoe werkt ze een interessant en subtiel voorbeeld uit van een vrouw die haar schoondochter stiekem maar een vulgaire meid vindt. En als deze schoonmoeder besluit om toch een keer goed naar het meisje te kijken en uiteindelijk haar oordeel bijstelt en zelfs van haar gaat houden, gebeurt dat allemaal ook alleen bij haar vanbinnen. Het is dit aandachtig leren kennen van de individuele persoon dat een belangrijke morele, zij het oneindige, taak is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Sinds de herontdekking van de rede in de 17e eeuw heeft de Europese mens zichzelf nogal voor de gek gehouden.

Jan Warndorff in Ik ben de wereldAnders denken in de 21e eeuw (2021)

Volgens Jan Warndorff was de Verlichting tegelijkertijd een Verduistering. De ‘wetenschappelijke revolutie’ betekende ook dat de Europese mens zichzelf oogkleppen opzette om een helder en overzichtelijk gezichtsveld te hebben waarover een bepaald soort kennis mogelijk was. Maar daarmee werd alles wat daar buiten viel ‘ont-kend’. Het Denken met een hoofdletter D werd daarvan het slachtoffer. De voor ieder mens fundamentele vragen werden niet meer gesteld. Wie of wat zijn wij eigenlijk als mens? Waar komen wij vandaan en waar gaan wij heen? En dan hield de Europese mens zichzelf ook nog voor de gek dat hij zich juist níét (langer) voor de gek hield …

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De tafel ‘bevindt zich’ níét in de ruimte.

Martin Heidegger in Zollikoner Seminare – Protokolle – Zwiegespräche – Briefe (1987, 2021)

Tussen 1959 en 1969 probeerde Heidegger op uitnodiging van de Zwitserse psychiater Medard Boss in een reeks seminars aan psychiaters duidelijk te maken hoe je moet denken. Een belangrijk uitgangspunt is dat mensen niet kunnen of mogen worden begrepen als dingen. De context dwingt de academische filosoof om alledaagse voorbeelden te gebruiken om aan te geven waarin die verschillen tussen mens en ding precies zitten. Je kunt van een mens bijvoorbeeld zeggen dat hij zich daar in die seminarruimte bevindt op de sofa waarop hij zit en bij de tafel die daar staat. Maar die tafel zelf staat er alleen maar te staan.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De ultieme vrijheid van de dingen, die ligt voorbij alle bepalingen, werd gefluisterd door Galileo: E pur si muove.

Alfred North Whitehead in Process and reality (1927-1928)

Er wordt gezegd dat Galileo Galilei na het vernemen van het pauselijke vonnis dat hem tot levenslang huisarrest veroordeelde, nog zei: ‘En toch beweegt zij’, waarmee hij verwees naar zijn idee dat de aarde om de zon draait (en niet andersom). De vrijheid van de dingen waar Whitehead het over heeft, betreft de ‘vrijheid van de inquisiteurs van de kerk om het verkeerde te denken, van Galileo om het juiste te denken en van de wereld om te bewegen in weerwil van Galileo en inquisiteurs’. Wat je als geestelijke, natuurkundige of filosoof ook over de dingen zegt, zij gaan hun eigen gang.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Gedrag is een zinvolle reactie op een betekenisvolle situatie.

D. Hermans, F. Raes en H. Orlemans – Inleiding tot de gedragstherapie (2018)

De gedragstherapeutische benadering was oorspronkelijk gebaseerd op het behaviorisme van Skinner. Deze vond dat je geen uitspraken kon doen over wat er binnen in ‘het organisme’ gebeurde, maar alleen verbanden kon leggen tussen observeerbare stimuli en responsen. De moderne gedragstherapie vindt echter dat je de zin van gedrag kunt achterhalen door een waaromvraag te stellen. Als je iemand ziet fietsen, kan het zijn dat iemand op weg is naar zijn werk, dat hij het moet van de huisarts, dat hij zijn kleinzoon een eerste ritje wil laten maken of gewoon spontaan zin had in fietsen. Aan de buitenkant kun je die ‘zin’ van het handelen niet zien.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Want de natuur der dingen heeft aan alle levenden een angst meegegeven als hoedster van hun bestaan en hun wezen …

Francis Bacon, geciteerd in Arthur Schopenhauer – Bespiegelingen over levenswijsheid (1851, 1991)

Volgens Schopenhauer is een zekere mate van vreesachtigheid onontbeerlijk om ons in de wereld te handhaven. Hij verwijst onder meer naar de verklaring die Francis Bacon geeft van de terror Panicus. Pan, de gepersonifieerde natuur, heeft ons die angst meegegeven om ons in leven te houden en het kwaad te ontlopen en af te weren. Maar volgens Bacon weet de natuur ‘geen maat te houden’ en bezorgt zij ons ook ‘ijdele en nutteloze’ angstgevoelens, zodat alle wezens (wanneer men er binnenin zou kunnen kijken) helemaal vol zitten met panische schrik, vooral de menselijke.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Denkers

U

Thema's