Spinoza in Brief 56
Benedictus de Spinoza (1632–1677) begint zijn Ethica met een bewijs dat God bestaat als enige, waarachtige, onbegrensde en noodzakelijke substantie. In zekere zin is God ‘alles’ en dus valt hij samen met de volledige natuur. Nu is het zo dat de natuur tegenwoordig nog veel complexer en onbegrijpelijker blijkt te zijn dan in zijn tijd. En dat zou dus ook (moeten) gelden voor ons Godsbeeld. De mens, met zijn beperkte bevattingsvermogen, zag of ziet hem dan misschien als een bovenmenselijke schepper, vader of opperrechter, maar dat is ‘projectie’. Een driehoek zou hem als de volmaakte driehoek zien …
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media