Het Symposium van Plato (428–347 v.Chr.) is een van zijn bekendste dialogen, en zeker een van de bekendste filosofische teksten over de liefde. Letterlijk betekent symposium ‘samen drinken’ (en dat gebeurt dan ook).
Het is opmerkelijk hoe Plato zijn theorie van de liefde heeft ondergebracht in zijn werk. Om te beginnen wordt het verslag van het ‘drinkgelag’ door ene Apollodorus verteld aan zijn vrienden. Deze Apollodorus heeft het weer van Aristodemus gehoord. En net als in het overige werk van Plato is Socrates binnen de dialoog de eigenlijke denker, maar deze ontleent zijn ideeën over dit onderwerp zelf weer aan een vrouw: Diotima.
Deze (verder onbekende) priesteres uit Mantinea leert de ‘onwetende’ Socrates dat Eros niet mooi of goed kan zijn, want hij begeert immers de schoonheid. Maar hij is natuurlijk ook niet lelijk en slecht. Eros is een ‘tussending’. Menselijk gezien is hij het verlangen naar het goede en schoonheid, goddelijk gezien is minnen ‘het voortbrengen in schoonheid’. Als de mens ‘voortbrengt in schoonheid’, met name door een jongeling op te leiden tot een rechtvaardig staatsman, dan heeft hij deel aan het goddelijke en is daarmee een klein beetje onsterfelijk geworden.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media