Dood
Zonder een ruimte-innemende substantie is persoonlijkheid of een blijvend bewust ego na de lichamelijke dood ondenkbaar.
Duncan MacDougall in ‘Hypothesis Concerning Soul Substance Together with Experimental Evidence of The Existence of Such Substance’ in American Medicine (april 1907)
Om het bestaan van de menselijke ziel wetenschappelijk te bewijzen voerde de Amerikaanse arts MacDougall een experiment uit door zes tuberculosepatiënten tijdens hun sterfproces te wegen. Een van de patiënten verloor iets meer dan 21 gram, en dat gegeven is in de populaire cultuur opgepikt. Er werd een film gemaakt onder die titel en de Nederlandse band BLØF maakte er een nummer over. MacDougall zelf ging verder met het wegen van schapen en honden. Bij de eerste constateerde hij toename en afname van gewicht, wat zou wijzen op ‘portalen die de ziel transporteren’, maar honden vertoonden geen gewichtsverlies en hadden volgens hem dus geen ziel.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Zonder natuurwetenschap is het niet mogelijk om puur te genieten.
Epicurus in Over de natuur en het geluk (2011)
We zouden de natuurwetenschap volgens Epicurus (341 v.Chr.–270 v.Chr.) niet nodig hebben als wij niet werden geplaagd door angst voor de hemellichamen en de dood. Ook ons gebrek aan inzicht in de grenzen van pijn en ons verlangen brengt ons ertoe meer onderzoek te doen. Onze wezenlijkste angsten kun je alleen wegnemen als je weet wat de aard van het heelal is en niet langer bang opziet tegen wat de mythen zeggen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
We zijn in niemands macht, zolang de dood in onze macht ligt.
Seneca in Brieven 91,21
In zijn verhandeling over de woede zegt de Romeinse filosoof en staatsman Seneca (3 v.Chr.–65 n.Chr) dat je zelf een einde aan je ellende kunt maken als je bijvoorbeeld te maken krijgt met een ‘koning die met pijlen schiet op het hart van zijn vrienden’. Want overal waar je kijkt zie je de mogelijkheid van zelfdoding: je kunt je in een ravijn storten of laten verdrinken in de zee, een rivier of zelfs een put. Je kunt je verhangen aan ‘die korte, dorre, onvruchtbare boom’. ‘Vraag je wat de weg naar de vrijheid is? Elke ader in je lichaam.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Hoewel de dood zelf ons kan vernietigen, kan het idéé van de dood ons redden.
Irvin D. Yalom in Dicht bij het einde, terug naar het begin – Memoires van een psychiater (2017)
Juist vanwege zijn eigen doodsangst houdt de existentiële psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom (1931) zich veel bezig met onze sterfelijkheid. Hij begeleidde groepen terminale patiënten en schreef erover, onder meer in Tegen de zon inkijken. In zijn autobiografie noemt hij een oefening die hij vaak toepast om zijn patiënten te helpen hun leven te veranderen: zet een streep op papier, waarbij het begin staat voor je geboorte en het eind voor je dood. Zet een kruisje bij waar je nu bent, en sta daar uitgebreid bij stil. Het gaat erom op je sterfbed zo min mogelijk te hoeven betreuren.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De zon noch de dood kun je in de ogen kijken.
François de La Rochefoucauld, geciteerd in Irvin D. Yalom – Tegen de zon in kijken (2008)
Het citaat van De La Rochefoucauld is het motto van Yaloms boek over ‘doodsangst en hoe die te overwinnen’, en in zijn nawoord komt hij erop terug. Het volksgeloof wil inderdaad dat het schadelijk voor je gezondheid is om tegen de zon of de dood in te kijken. Tegen de zon in kijken zou Yalom inderdaad niemand aanraden, maar in het boek pleit hij voor ‘een standvastige blik recht in het gezicht van de dood’. Yalom was gewend dat collega’s en vrienden altijd zeer geïnteresseerd waren in wat hij aan het schrijven was, maar dat gold niet voor dit boek. Als hij vertelde waar dit boek over ging, viel het gesprek stil. Yalom vindt echter dat je doodsangst net zo moet behandelen als andere angsten, want ontkenning van die ‘waarheid van het leven’ perkt ons innerlijk in, maakt onze blik onscherp en stompt ons denkvermogen af.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De waarde van het leven is omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tot de dood.
Lev Tolstoj in De weg van het leven (1912, 2016)
Ten tijde van de coronapandemie waren er mensen die vonden dat het (redden van het) leven van jonge mensen meer waard was dan dat van oude. Sommigen vergeleken vooral ouderen die ongezond hadden geleefd met ‘dor hout’ dat wel gekapt mocht worden. Er waren zelfs ouderen die hun potentiële IC-bed wel wilden geven voor dat van een jongere. Voor Tolstoj (1828–1910) geldt het tegenovergestelde: ‘hoge ouderdom is het kostbaarste, noodzakelijkste deel van het leven.’ En: ‘Het waardevolste is de laatste minuut van het sterven.’ Dat geldt niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen, want je kunt goed of slecht sterven. ‘Probeer om goed te sterven,’ besluit Tolstoj, ‘voor hen die achterblijven.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Sommige verlangens zijn natuurlijk en noodzakelijk; andere natuurlijk maar niet noodzakelijk; weer andere zijn natuurlijk noch noodzakelijk.
Epicurus
Volgens Alain de Botton in De troost van de filosofie behoren geldzorgen tot de levensproblemen waarbij filosofie je kan bijstaan. Daartoe baseert hij zich op het denken van Epicurus. Diens onderscheid tussen verschillende soorten verlangens kan ons helpen om te bepalen wat noodzakelijk is om gelukkig te worden en waar we ook wel zonder kunnen. Dan blijkt dat behalve van enkele basisvoorzieningen (voedsel, onderdak, kleding) geluk vooral afhangt van complexe psychologische ‘bezittingen’ als vrienden, vrijheid en nadenken. Dat nadenken is vooral belangrijk om na te gaan wat de bronnen van angst zijn – dood, ziekte, armoede en bijgeloof – zodat je weet hoe je daarmee om moet gaan. Als natuurlijke verlangens die echter niet noodzakelijk zijn beschouwt Epicurus zaken als een mooi huis, een privébadhuis, banketten, bedienden en vis en vlees (!). Verlangens waar je heel goed van af kunt zien zijn die naar roem en macht, want die zijn noch natuurlijk noch noodzakelijk. Welke van uw verlangens zet u in welke kolom van deze tabel?
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Een zelf is datgene waarnaar in de wereld het minste vraag is. En het is juist het allergevaarlijkste dat je laat merken dat je het hebt.
Søren Kierkegaard in De ziekte tot de dood (Anti-Climacus) (1849, 2018)
De ziekte die ‘tot de dood’ lijdt is volgens de Deense filosoof Søren Aabye Kierkegaard (1813–1855) de vertwijfeling. Die laatste kent vele gedaantes, maar allemaal hebben ze betrekking op onze verhouding tot ons zelf (dat zelf een verhouding is die zich tot zichzelf verhoudt, maar dat voert hier te ver …). Volgens Kierkegaard is de mens een synthese van eindigheid en oneindigheid, vrijheid en noodzaak, het tijdelijke en het eeuwige. Als een daarvan de overhand krijgt, raakt de mens vertwijfeld, omdat hij dan niet zichzelf kan zijn. Zo kan een concreet mens alleen in zijn fantasie ‘oneindig’ worden, zonder zich nog iets aan zijn eindigheid gelegen te laten liggen. Zo iemand verkeert in een soort permanente, al dan niet vrome, zelfloze roes, ook al leeft hij soms gewoon verder en trouwt hij en heeft hij een positie van aanzien. Het citaat op de voorkant gaat verder: ‘Het grootste gevaar, namelijk zichzelf te verliezen, kan in de wereld zo stil verlopen als was het niets. (…) Elk ander verlies, een arm, een been, vijf rijksdaalders, een echtgenote, etc., wordt wel opgemerkt.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Bestendigheid is zelf niets anders dan een trager dansen.
Montaigne in Essais (III.2)
Volgens de Franse denker en politicus Michel Eyquem de Montaigne (1533–1592) is er geen enkel bestendig bestaan. Dat geldt zowel voor de objecten om ons heen als voor ons eigen leven. Wij en onze oordelen ‘deinen en stromen onophoudelijk’, net als alle vergankelijke dingen. Wij kunnen geen contact maken met het eeuwige zijn, omdat we ons altijd bevinden tussen geboren worden en sterven. Als je probeert met je denken grip te krijgen op het wezen van dat zijn is dat net zoiets als water willen vastgrijpen. ‘De gehele wereld is in beweging. Alle dingen daarin dansen zonder onderbreking heen en weer: de aarde, de rotsen van de Kaukasus en de piramides van Egypte.’ Dat we soms de illusie hebben dat dingen een zekere duurzaamheid hebben, komt dat omdat hun dans te traag voor ons is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De vrije mens denkt aan niets minder dan aan de dood; zijn wijsheid bestaat niet in overdenking van de dood, maar van het leven.
Spinoza in Ethica (IV, stelling 67)
Volgens Spinoza draait het voor de enkeling en de staat maar om één ding: je bevrijden van de slavernij der emoties om tot inzicht in de vrijheid te komen. Als wij erin slagen om de slechte passies, zoals haat, zelfoverschatting én zelfonderschatting, lust, schuldgevoelens en zelfverwijt, van ons af te schudden, worden we zowel lichamelijk als geestelijk gezonder. Volgens Theun de Vries (Spinoza – Biografie, 1991) vallen deugd, levenswil en sociaal bewustzijn bij Spinoza samen in het begrip ‘vrijheid’. Niet als ‘vrije wil’ om te doen waar je zin in hebt, maar in ‘zelfherkenning’ in de noodzakelijkheid: ‘Datgene zal vrij heten, wat alleen uit noodzakelijkheid van zijn eigen natuur bestaat …’ Hoop en vrees spelen dan geen rol meer, ook niet de vrees voor de dood. En als je vervolgens probeert wijzer te worden door het leven te overdenken, kom je wat Spinoza betreft uit op het adagium: bene agere et laeteri (goed te doen en blij te zijn).
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wat geldt voor een toneelstuk, geldt ook voor het leven: het gaat er niet om hoe lang het duurt, maar hoe goed de opvoering is.
Seneca in De goede dood, geciteerd in Marja Havermans in Sterven als een stoïcijn – Filosofie bij ziekte en dood (2019)
In 2016 krijgen filosofe Marja Havermans en haar man Paul te horen dat hij nog maar een paar maanden te leven heeft. Over wat dat voor hen beiden betekent, schrijft zij na zijn dood het aangrijpende boek Sterven als een stoïcijn. Behalve een liefdevol verslag van de laatste maanden van haar echtgenoot laat het ook zien hoe zij beiden (tot op zekere hoogte) baat hebben bij de stoïcijnse filosofie.
Een van hun leidsmannen is de Romeinse filosoof Lucius Annaeus Seneca (± 4 v. Chr.–65 n. Chr.). Het citaat dat zij als motto voor haar boek koos, gaat nog verder: ‘Het maakt niets uit op welk punt je stopt. Stop waar je wilt, zorg alleen voor een goede slotscène.’ Dat betekent voor Paul dat hij ervoor kiest om toch pijnlijke behandelingen te ondergaan, hoewel de kans op herstel klein is. Die verlenging van zijn leven betekent veel voor hem en zijn gezin. Dat neemt niet weg dat die laatste maanden ook een oefening zijn in sterven. Havermans krijgt een hart onder de riem van Seneca: ‘Prijs de man, spiegel je aan de man die niet met tegenzin sterft terwijl hij intussen wel graag leeft.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Sommigen weigeren de lening van het leven te aanvaarden om de schuld van de dood te vermijden.
Otto Rank in Will therapy (1930)
De existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom schrijft in zijn boek over doodsangst (Tegen de zon inkijken), waar hij zelf ook aan lijdt, dat sommige mensen geneigd zijn zich zo ongevoelig mogelijk te maken en niet van het leven te genieten uit angst dat ze dan te veel te verliezen hebben. Hij verwijst in dat verband naar het citaat van Otto Rank, de eerste betaalde kracht van de psychoanalytische beweging van Sigmund Freud.
Hij brengt daar een belangrijke dynamiek naar voren, namelijk die tussen ‘doodsangst’ en ‘levensangst’. Elk mens streeft ernaar zichzelf te ontwikkelen, uit te groeien tot een individu dat zijn of haar potentieel kan verwezenlijken. Maar dit brengt ook nieuwe ‘levenszorgen’ met zich mee. Want wie vrij is, is ook verantwoordelijk voor wat hij of zij doet. En wie vrij is en zelf zin aan het leven moet geven, is daarin ten diepste eenzaam. Om met deze levensangst om te gaan, zoeken mensen troost in versmelting met een ander. Maar de dreiging die ander te verliezen, kan weer doodsangst oproepen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
We geven het leven vorm, omdat het kort is.
Dick Kleinlugtenbelt in Mensbeelden en levenskunst – De mens en de kunst het eigen leven vorm te geven (2005)
Als je, zoals Dick Kleinlugtenbelt, een filosofisch boek wilt schrijven over de levenskunst, ontkom je niet aan de vraag waarom de mens zijn leven vorm zou geven. Dat is de vraag naar de zin van de levenskunst. Hij verwijst in dat verband naar Wilhelm Schmid, die hij ‘één van de belangrijkste levenskunstfilosofen van dit moment’ noemt. Deze ontleent het ‘finale argument’ voor de vormgeving aan de filosofie in de Griekse en Romeinse oudheid. Het is het ‘finale’, het laatste, argument omdat het betrekking heeft op het ‘einde’, en wel van ons eindige leven. Dit argument is vooral doorslaggevend in culturen, zoals de onze, waarin het individuele leven niet meer automatisch wordt vormgegeven binnen ‘de schoot van de gemeenschap’ en de opeenvolging van generaties. Dan voelt het individu ‘de volle macht van de dood’ en wordt het zinvol het leven vorm te geven.
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
We moeten leren datgene te willen dat er gewoon al is en gebeurt.
parafrase van Epictetus in Marja Havermans, Sterven als een stoïcijn – Filosofie bij ziekte en dood (2019)
De antieke stoïcijnse levenskunst kent momenteel een grote populariteit, en er verschijnen vele boeken waarin het denken van met name de jonge Stoa, zoals dat van Seneca, Marcus Aurelius en Epictetus, uit de doeken wordt gedaan. Heel pregnant gebeurt dat in het openhartige en ontroerende boek van Marja Havermans over de negen maanden waarin zij en haar man moesten leven met de wetenschap dat hij terminaal ziek was. Zij doet verslag van het dagelijks leven met dit doodsvonnis én van de manier waarop zij allebei, met behulp van de stoïcijnse filosofie, probeerden om te gaan met dit onontkoombare feit. Maar als Epictetus stelt dat je je lijden kunt opheffen door gewoon iets anders te willen, is dat haar ‘een brug te ver’. Zij zou dan immers moeten ‘willen’ dat haar man Paul overlijdt. Dat ‘onwilbare’ te willen is haar niet gelukt. Wat haar betreft is het ‘hoogst bereikbare de dood te aanvaarden als iets waarop je geen invloed hebt’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Stel dat we elkaar over een jaar weer ontmoeten …
Irvin D. Yalom in Yalom’s Cure
In de documentaire Yalom’s Cure vertelt de existentieel psychotherapeut en romanschrijver Irvin D. Yalom dat hij in zijn therapieën soms de volgende oefening gebruikt: ‘Zet een lijn op papier. Het ene uiteinde is je geboorte en het andere je dood. Waar ben je nu?’
Voor sommige mensen is dat schokkend, maar het helpt ons om te beseffen dat er een programma, tijdrooster (schedule) is. En wat voelen we als we terugkijken op ons leven? De meeste mensen hebben wel ergens spijt van. Maar sommige mensen zitten vol spijt over de dingen die ze in hun leven hebben gedaan, of juist hebben nagelaten! Dat geeft Yalom een therapeutische insteek/hefboom en hij vraagt: ‘Stel dat we elkaar over een jaar weer ontmoeten, wat zou je dan gedaan kunnen hebben om dan geen berouw te hebben over dit jaar.’
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
Het besef dat al onze ervaringen gedoemd zijn verloren te raken is de aangewezen manier om het leven naar waarde te schatten, mededogen met anderen te voelen en diepe liefde te koesteren.
Irvin D. Yalom in Tegen de zon inkijken (2008)
Mede door zijn studie van de filosofie komt de psychiater en existentieel psychotherapeut Irvin D. Yalom tot de conclusie dat ieder mens zijn houding moet bepalen ten opzichte van vier fundamentele ‘levenszorgen’: sterfelijkheid, vrijheid/verantwoordelijkheid, isolement en zinloosheid. Zelf heeft Yalom het meest last van doodsangst. Op latere leeftijd verzamelt hij in Tegen de zon inkijken (2008) alle manieren die hij in de loop der jaren heeft gebruikt om die te bezweren.
Uiteindelijk meent hij dat het besef dat we sterfelijk zijn weliswaar zeer beangstigend kan zijn, maar dat we dat besef juist niet moeten onderdrukken. Door dat besef kunnen we ‘die duisternis met onze levensvonk laten versmelten, en het zal ons leven zo lang we dat nog hebben alleen maar krachtiger maken’. Onder meer in de steungroepen van terminale patiënten, die hij jarenlang begeleidde, heeft hij ervaren dat mensen nog laat in hun leven aanzienlijke positieve veranderen kunnen doormaken. ‘Het is nooit te laat. Je bent nooit te oud.’
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
De meeste genoegens strelen en omhelzen ons om ons te wurgen.
Michel de Montaigne in Essays. Een proeve van zeven (1993)
Volgens de Franse denker en ‘uitvinder van het essay’ Michel de Montaigne (1533-1592) moeten wij een middenweg zien te bewandelen tussen onze ‘afschuw van het lijden en onze liefde voor het genot’. Wie zich de deugden van de zelfbeheersing en het vinden van de juiste maat wil eigen maken, moet echter om te beginnen leren inzien wat gevoelens en begeerten met je doen. Hoewel alle aardse genoegens natuurlijk buitengewoon prettig zijn, verleiden ze je ook om het pad te verlaten dat leidt naar een bewust en waardevol leven. Je kunt er ook vergif op innemen dat jou vaak ‘een genoegen wordt gedaan’ omdat anderen invloed op je willen hebben. Daarom is het zaak onderscheid te maken tussen de ‘natuurlijke genoegens’ en de genoegens die uiteindelijk je dood versnellen. Het kan namelijk maar zo zijn dat je dan nog niet hebt geleerd te sterven, wat volgens Montaigne het doel van alle filosoferen is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De fysieke kant van de dood betekent weliswaar ons einde, maar de idee van de dood is onze redding.
Irvin D. Yalom in Tegen de zon inkijken (2008)
In het citaat wijst hij op een andere manier om doodsangst te overwinnen. De gedachte aan de onvermijdelijkheid van de dood kan ons namelijk ook de ogen openen en ons aanzetten ons leven voller te leven, om er ‘het beste van te maken’, zodat we geen spijt hebben als het eenmaal zover is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Ik wil … dat de dood mij aantreft terwijl ik kool plant …
Volgens de Franse ‘uitvinder van het essay’ Michel de Montaigne (1533–1592) is de dood wel het einde, maar niet het doel-einde van het leven. ‘Het is de afloop, de afsluiting van het leven, maar niet dat waar het naar streeft. Het leven moet op zichzelf gericht zijn, zichzelf tot doel hebben’ (Ik ben nogal klein van stuk, 1997). Het besef van je eindigheid betekent voor hem dan ook niet dat je achter de geraniums moet gaan zitten wachten op de dood. Hij pleit ervoor bezig te zijn en bezig te blijven, ook in het licht van dit nakende einde, ‘en onze taken in het leven zo lang mogelijk te blijven doen’, zoals werken in je moestuin. We moeten ons daarom niet om de dood bekommeren ‘en nog minder om het feit dat mijn plantjes nog niet staan’. Het komt er op aan dat werken in je tuin met je volle aandacht (‘mindfulness’ avant la lettre) en zorgvuldig te doen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wie de mensen leert te sterven, leert ze te leven.
Het citaat van de Franse filosoof Montaigne (1533–1592) is het motto van het boek dat hoogleraar filosofie, onder andere in Tilburg, Simon Critchley (1960) samenstelde onder de titel Over mijn lijk – Wat filosofen en hun dood ons leren (2008, 2011). Juist omdat we kunnen leren te leven wanneer we weten hoe te sterven, schrijft Montaigne even daarvoor: ‘Als ik een boekenschrijver zou zijn, zou ik een lijst aanleggen, voorzien van commentaar, van de verschillende manieren waarop mensen gestorven zijn.’ Critchley heeft die handschoen opgepakt en bespreekt in kort bestek zo’n 190 dode filosofen.
Dat hij juist voor filosofen kiest, is niet zo gek als je bedenkt dat velen van hen de wijsbegeerte in verband hebben gebracht met het (leren te) sterven. Zo zegt Socrates in de dialoog Phaedo van Plato dat ‘de ware filosoof sterven als beroep heeft’.
Als we Montaigne mogen geloven, heeft iemand die geleerd heeft om te sterven, afgeleerd om slaaf te zijn. Dat betekent dat je instellen op de dood ‘niets minder is dan je instellen op de vrijheid’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Weten wij wat de dood is? Is het volgens ons niet de scheiding van ziel en lichaam?
In deze dialoog van Plato (427–247 v.Chr.) vertelt Phaedo/Phaidoon aan Echekrates over de laatste dag van het leven van Sokrates. Nadat deze laatste is beschuldigd van het bederven van de jeugd van Athene krijgt hij te horen dat aan het eind van die dag het doodsvonnis zal worden voltrokken middels de gifbeker. Tot verbazing van de aanwezige vrienden lijkt Sokrates zijn sterven te verwelkomen: hij merkt op dat de dichter Evenos als liefhebber van de waarheid hem maar snel moet volgen in de dood. Waar het om gaat is die liefde voor de waarheid. Sokrates probeert zijn vrienden ervan te overtuigen dat wij bij het verwerven van kennis alleen maar worden belemmerd door ons lichaam, met al die zintuigen die niet helder en nauwkeurig kunnen waarnemen. Zij komen uiteindelijk tot de conclusie dat de wijsgeer zich zo min mogelijk moet laten leiden door het lichaam, maar dat het beoefenen van de deugden de ziel zuivert van wat onwaar en ongezond is. En volgens Plato en Sokrates zijn we eenmaal bevrijd van dat lichaam in de dood pas werkelijk (weer) in staat de zuivere waarheid waar te nemen, namelijk met onze goddelijke ziel.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Als je onder eeuwigheid niet oneindige tijdsduur, maar ontijdelijkheid verstaat, dan leeft hij eeuwig die in het heden leeft.
Vlak voordat hij in paragraaf 7 zal zeggen dat je moet zwijgen over de dingen waarover je niets kunt zeggen, houdt Wittgenstein zich in de Tractatus bezig met de dingen die er werkelijk toe doen: ethiek, leven en dood, en God. Zo beweert hij dat de dood geen gebeurtenis in het leven is, dat wij de dood niet ervaren. Ons leven heeft geen einde, op dezelfde wijze als waarop we de grenzen van ons gezichtsveld niet zien.
Maar met de constatering dat wie eeuwig wil leven, in het heden moet leven, zijn we er nog niet. Er bestaat immers geen enkele garantie voor de onsterfelijkheid of het eeuwig overleven van de menselijke ziel na de dood. Maar het aannemen van een onsterfelijke ziel lost het raadsel ook helemaal niet op. Het eeuwige leven zelf is net zo’n groot raadsel als ons huidige leven. ‘De oplossing voor het raadsel van het leven in ruimte en tijd ligt buiten ruimte en tijd.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Terwijl wij redeneren over het leven, is het leven voorbij; en ook al kijken ze er verschillend tegenaan, de dood behandelt de dwaas en de filosoof op dezelfde manier.
Volgens de Schotse filosoof David Hume (1711-1776) hoeven we weinig van de filosofie te verwachten als het gaat om ons streven naar geluk. Want ‘als we nadenken over de korte duur en de onzekerheid van ons leven, hoe verachtelijk lijkt dan al ons streven naar geluk’. In feite wordt het menselijk leven meer bepaald door ‘fortuin’ of mazzel, dan door de rede. Het is eerder een ‘saai tijdverdrijf dan een serieuze bezigheid’, en wordt eerder bepaald ‘door een specifiek humeur dan door algemene principes’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De dood is geen gebeurtenis van het leven. De dood beleeft men niet.
Ludwig Wittgenstein in de Tractatus Logico-Philosophicus, 6.4311
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Laten we trachten de fundamentele dubbelzinnigheid van ons bestaan bewust te aanvaarden.
Simone de Beauvoir in Pleidooi voor een moraal der dubbelzinnigheid – Ontwerp van een existentialistische ethiek (1947, 1958)
Niemand kan de ander zijn sterven afnemen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De waarheid van deze wereld, dat is de dood.
Louis-Ferdinand Céline in Reis naar het einde van de nacht (1932)
De lotgevallen van Ferdinand Bardamu, de hoofdpersoon uit Reis naar het einde van de nacht van de Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (1894–1961) volgen die van de schrijver zelf nogal op de voet. Na letterlijk en figuurlijk te zijn beschadigd tijdens de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen, verblijft hij korte tijd in Afrika en Amerika, om ten slotte te eindigen als arts in Clichy, een voorstad van Parijs.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Filosoferen is leren te sterven.
Montaigne in Essais (1595)
Een door Montaigne veelvuldig geciteerd auteur in het kader van de stervenskunst is Lucretius (99–55 v.Chr.) die aanraadt om je zelf voor te stellen dat je op je sterfbed ligt en je dan af te vragen of je goed hebt geleefd. Als het antwoord bevestigend is, kun je met een gerust hart ‘heengaan’ ‘als een voldane gast die een feestmaal verlaat’. Als je echter vast moet stellen dat je niet goed hebt geleefd, dan is het ook niet erg dat je het leven verliest, want dan wist je blijkbaar toch niet wat je ermee moest aanvangen. Nu kun je je natuurlijk nu al bedenken dat dat toch niet lekker ligt, dat laatste besef. Maar dan is er alle aanleiding om vandaag nog ernst te maken met dat goede leven. Volgens het epicurisme, waarvan Lucretius een belangrijke zegsman is, betekent dat overigens dat je moet streven naar lichamelijk en vooral geestelijk genot, waarbij de gemoedsrust (ataraxia) als het hoogst bereikbare genot geldt. Voor mensen van nu is dat waarschijnlijk niet het eerste waar zij aan denken bij het woord ‘genot’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wanneer u een zwaard ter hand neemt moet uw allereerste bedoeling zijn uw vijand neer te slaan, welke middelen u ook gebruikt.
Miyamoto Musashi in De strategie van de samoerai (1645, 1974, 2006)
Weet dus, dat je een god bent …
Cicero in De re publica VI (9–29; vertaling van H.W.A. van Rooijen-Dijkman in Hermeneus, februari 1987)
- 1
- 2
- Volgende »