Geboorte
Bestendigheid is zelf niets anders dan een trager dansen.
Montaigne in Essais (III.2)
Volgens de Franse denker en politicus Michel Eyquem de Montaigne (1533–1592) is er geen enkel bestendig bestaan. Dat geldt zowel voor de objecten om ons heen als voor ons eigen leven. Wij en onze oordelen ‘deinen en stromen onophoudelijk’, net als alle vergankelijke dingen. Wij kunnen geen contact maken met het eeuwige zijn, omdat we ons altijd bevinden tussen geboren worden en sterven. Als je probeert met je denken grip te krijgen op het wezen van dat zijn is dat net zoiets als water willen vastgrijpen. ‘De gehele wereld is in beweging. Alle dingen daarin dansen zonder onderbreking heen en weer: de aarde, de rotsen van de Kaukasus en de piramides van Egypte.’ Dat we soms de illusie hebben dat dingen een zekere duurzaamheid hebben, komt dat omdat hun dans te traag voor ons is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Aangezien handelen de politieke activiteit par excellence is, zou geboortelijkheid en niet sterfelijkheid weleens de centrale categorie van het politieke denken kunnen zijn.
Hannah Arendt in The Human Condition (1958)
In The Human Condition wil de Duits-Amerikaanse filosofie Hannah Arendt (1906-1975) naar eigen zeggen ‘nadenken over wat we aan het doen zijn’. Voor haar zijn de meest algemene condities van het menselijk bestaan: sterfelijkheid en… nataliteit, ‘geboortelijkheid’. Zowel in onze arbeid (de instandhouding van het leven) als in ons werk (het creëren van onze wereld door ambachten) als in ons politieke handelen (action) zijn we geworteld in de nataliteit ‘voor zover deze tot taak hebben om de wereld te bieden aan en te behouden voor (…) de constante toevloed van nieuwkomers die in de wereld geboren worden als vreemdelingen’. De nauwste relatie met nataliteit heeft echter het (politieke) handelen: ‘Het nieuwe begin dat inherent is aan de geboorte kan zichzelf alleen maar voelbaar maken in de wereld omdat de nieuwkomer het vermogen heeft om iets nieuws te beginnen, dat wil zeggen: om te handelen.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Ik denk, dat iets hogers niet te bereiken is dan het punt waarop het denken overgaat in alleen maar kijken.
Cornelis Verhoeven in De resten van het vaderschap (1975)
Hoewel hij uiteindelijk toch nog hoogleraar wijsbegeerte werd, had Cornelis Verhoeven (1928–2001) al in 1978 de P.C. Hooftprijs gekregen voor zijn filosofische essays, toen hij nog ‘gewoon’ leraar klassieke talen was. Het boekje waaruit het citaat afkomstig is, bevat een aantal fraaie proeven van die bekwaamheid, maar ontleent een bijzondere kracht aan de twee zeer persoonlijke stukken waarmee het begint: over het sterven van zijn vader en over de mijmeringen bij de wieg van zijn kind. Het eerste heeft de vorm van een pijnlijk eerlijk dagboek, het tweede meer die van een conventioneel essay, al begint het dan ook met de verzuchting: ‘Urenlang zou ik bij haar wiegje kunnen zitten om naar haar te kijken.’ Het lukt hem zeker niet altijd om ‘alleen maar te kijken’. Een ‘zwerm van bijgedachten gonst’ meestal rond zijn hoofd. ‘Minstens tien sprekers vertroebelen de eenvoud van mijn gedachten.’ Die sprekers in zijn hoofd zeggen cynische dingen als dat de geboorte van een kind toch in het niet valt bij de schokkende ‘grote wereld’ of juist mierzoete dingen als dat het leven een wonder is. Als die stemmen even zwijgen, ervaart hij ten volle: ‘Kijken is het hoogste wat er is.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media