Humanisme
Al bestond God wel, daar zou niets mee veranderen.
Jean-Paul Sartre in Over het existentialisme (1965)
In het boekje waarin hij het existentialisme een humanisme noemt, stelt Sartre (1905-1980) dat het slechts een poging is ‘om uit een steekhoudend atheïsme alle consequenties te trekken’. De existentialisten maken zich niet druk om het vinden van bewijzen dat God niet bestaat, want zijn al dan niet bestaan is het probleem niet. ‘De mens dient zichzelf te hervinden en zich te realiseren dat niets hem van zichzelf kan redden.’ Christenen die het existentialisme een uiting van ‘wanhoop’ noemen, zijn onwaarachtig, want het is een optimisme, ‘een leer van de actie’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Zingeving zit ook in een theezakje.
Ilse Vooren en Merlijn Koch in Zin kun je maken. Processen van zingeving begeleiden (2017)
Volgens de humanistici Vooren en Koch is zingeving niet alleen ‘het bewust nadenken over de hogere bedoeling van het leven’. De meeste tijd zijn we gewoon aan het leven, maar ook dan zijn we bezig zin te geven, zonder ons daar bewust van te zijn. Want welke thee kies je? Fairtrade, biologisch, duurzaam, of toch de goedkoopste of waarvan de reclame gezelligheid belooft? De auteurs verwijzen naar socioloog Meerten ter Borg, die zingeving gelijkstelde aan ademen. Net zo vanzelfsprekend, net zo onbewust. ‘Zo bezien is zingeving eerder een gegeven dan een keuze.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het goede leven dat nog het best met de ware humaniteit lijkt te stroken is een goede maaltijd in goed gezelschap.
Immanuel Kant in Anthropologie in pragmatischer Hinsicht (1798)
Immanuel Kant (1724–1804) staat bekend om zijn strenge moraal, maar in een van zijn laatste werken, over de wijsgerige antropologie, blijkt hij wel degelijk affiniteit te hebben met de geneugten van het leven. De lichamelijk goede leven is echter wel tegengesteld aan het moreel juiste (deugdzaamheid) en dus zullen we een synthese moeten vinden: fatsoenlijke gelukzaligheid.
Een van de praktische vormen waarin we tot zo’n synthese kunnen komen tussen genieten en de deugdzame omgang met onze medemens (humaniteit) is een gezamenlijke maaltijd met mensen (Kant zei: mannen) ‘van smaak’. Als je voornemens bent nog vandaag zo’n genoeglijk gebeuren te organiseren, houd dan wel rekening met de omvang van het gezelschap. Je moet niet minder dan twee en niet meer dan acht mensen uitnodigen, zodat er gezamenlijke conversatie mogelijk is en het niet ontaardt in een ‘smakeloos feestelijk onthaal’.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Deus est mortali juvare mortalem – dat de ene sterveling de andere helpt, dat is God.
Plinius de Oudere in Naturalis Historia
Voor de weinigen die nog in de archieven rondkijken, dringt zich het idee op dat ons leven het warrige antwoord is op vragen waarvan we vergeten zijn waar ze gesteld werden.
Peter Sloterdijk in Regels voor het mensenpark (1999)
Dit zijn de laatste woorden van een geruchtmakende rede van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk (1947). Er was een ‘affaire’ geboren toen een aantal, volgens Sloterdijk door Habermas gesouffleerde, journalisten en denkers hem verweten een soort pleidooi voor eugenetica te hebben gevoerd. In doorgaans serieuze media werd gesteld dat Sloterdijk had gepleit voor een doelbewuste genetische selectie en manipulatie van mensen, onder leiding van een filosofische elite. Het merkwaardige is dat Sloterdijk nu juist uitgaat van het feit dat de ‘antropotechnieken’ al overal worden toegepast – en dat het dus voor filosofen zaak is om daar over na te denken. En – zoals het een filosoof betaamd – stelt hij dat onze oude denkcategorieën niet meer voldoen, en introduceert hij een paar nieuwe. Zo denkt hij dat de tijd van de humanisten – en hun boeken als ‘dikke brieven aan vrienden’ – voorbij is en dat de tijd van de archivarissen is aangebroken. Uit zijn lezing blijkt dat Sloterdijk zelf Plato nog wel op zijn nachtkastje heeft liggen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media