Levenskunst
Leven moet een mens een leven lang leren.
Seneca
De Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid (geb. 1953) pleit in Gelatenheid – Wat we winnen wanneer we ouder worden (2014, 2015) voor de houding van gelatenheid, die het ouder worden draaglijker moet maken. Uit zijn eigen waarnemingen, ervaringen en overwegingen destilleert hij tien stappen om daartoe te komen. De tweede is dat je moet proberen ‘de specifieke aspecten van het oud en ouder worden’ te begrijpen. In deze derde levensfase gaat het er niet om een ‘meester’ in de levenskunst te worden, want dan zou je uitgeleerd zijn, en daar kan in de levenskunst geen sprake van zijn. Dat komt niet in de laatste plaats doordat we ook dan nog nieuwe ervaringen opdoen en te maken krijgen met soms grote maatschappelijke veranderingen. En dat is iets van alle eeuwen, stelt Schmid, want ook Seneca (3 v.Chr.–65 n.Chr.) zei al dat een mens zijn leven lang moet leren.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Verveling is de doodsvijand van de moderne mens.
Wilhelm Schmid in Gelatenheid (2014, 2015)
De Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid is van 1953 en als hij begin zestig is, vindt hij het tijd om te reflecteren op het ouder worden. De juiste levenshouding voor het derde en vierde kwart van je leven is volgens hem gelatenheid. Daar kom je in tien stappen. De derde stap betreft de waardering van gewoonten, waarmee we energie besparen omdat die ons in staat stellen ons te ‘laten leiden door alles wat daarin al bepaald is’. Gewoonten zijn overigens in elke levensfase van belang, maar helaas kenmerkt de moderne tijd zich door ‘gewoontevijandigheid’. Terwijl ook zij die graag ‘druk, druk, druk’ zijn toch moeten erkennen dat gewoonten een ‘weldadige time-out’ mogelijk maken van de talloze beslissingen die we toch al moeten nemen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Een echt huwelijk, dat is een groot kunststuk. Maar ’t mislukt meestal.
Frederik van Eeden in Van de koele meren des doods (1900)
Omdat hij zelf op relationeel gebied nogal wat problemen had, besloot Frederik van Eeden (1860–1932) een roman over het huwelijk en de vrouw te schrijven. Dat werd Van de koele meren des doods (1900). Een van de personages lijkt daarin Van Eedens eigen opvattingen over het huwelijk te debiteren. Want ’t luistert nou, vindt Van Eeden, ‘er moet gloeiing, gisting bij de één, en gloeiing, gisting bij de ander’ zijn, ‘en dat tegelijk en dan voor goed’. Als die gloeiing en gisting er bij beide zijn, en goed zijn, en dat gebeurt niet vaak, dan is er binding, en daar komt ’t op aan. Dan heeft Van Eeden ten slotte nog een sombere boodschap voor wie ooit zijn grote liefde is verloren. ‘Je krijgt het niet tweemaal gloeiend in één leven, en wat ééns is afgebroken, welt nooit weer goed aaneen, ook niet meer aan anderen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het leven is te kort om slechte koffie te drinken.
Wilhelm Schmid in Gelatenheid – Wat we winnen wanneer we ouder worden (2014, 2015)
Wie ouder wordt, kan zich hopeloos ergeren aan de eigen vergeetachtigheid of de onmisbaarheid van een leesbril. Die ergernis kan vervolgens omslaan in wanhopige vragen als: hoeveel jaren heb ik nog? De Duitse levenskunstfilosoof Wilhelm Schmid (geb. 1953) stelt daar de gelatenheid tegenover, een houding die het ouder worden draaglijker moet maken. In een klein boekje over dit thema doet hij een poging om de ‘tien stappen naar de gelatenheid’ te destilleren uit zijn eigen waarnemingen, ervaringen en overwegingen.
De vierde stap is ‘het beleven van genoegens en geluk’, en daar is het citaat uit afkomstig. Op gevorderde leeftijd kunnen met name de ‘bescheiden genoegens’ compensatie zijn voor eventuele ongemakken die met deze levensfase gepaard gaan, zoals ‘van een espresso nippen die lichaam en ziel verwarmt en de geest vleugels geeft’. Misschien moet je er niet te veel van drinken, maar gelatenheid wil zeggen dat je ‘zo’n genieting door je heen laat stromen’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Caute (Voorzichtig)
Baruch Spinoza
Deze zinspreuk gebruikt Spinoza voor zijn briefzegel, die verder bestond uit een embleem van een roos met scherpe doorns (espinosa) en de initialen BDS (Benedictus de Spinoza). Biograaf Theun de Vries verklaart Spinoza’s voorzichtigheid uit zijn ervaringen met de autoriteiten van kerk en staat. De eerste deden hem in de ban vanwege godslastering en ook hem welgezinde regenten konden hem niet volledig beschermen tegen vervolging. De Vries weet niet of Spinoza zichzelf waarschuwde, ‘voor de listen en lagen van de buitenwereld’, of juist ons: ‘Pas op voor wat ik u verkondig.’ Want zijn ‘wellevenskunst’ vraagt veel stoïcijnse deugdzaamheid van wie haar wil navolgen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Onze ziel te leren kennen: dat was dus wel de vermaning van hem die voorschreef: Ken uzelf.
Socrates in de dialoog Alcibiades van Plato
Joep Dohmen noemt in zijn anthologie Over levenskunst (2002) de dialoog Alcibiades van Plato de eerste tekst over levenskunst uit de geschiedenis van de filosofie. Levenskunst is voor Plato (en Socrates) van belang voor elk individu, maar vooral ook voor mensen die een maatschappelijke functie willen bekleden. De zogenaamde ‘zorg voor zichzelf’ is voor hem dan ook ‘fundamenteel moreel van aard’.
In de dialoog ondervraagt Socrates de jonge Alcibiades streng over diens ambitie om politiek carrière te maken. Door zijn vragen dwingt Socrates Alcibiades om toe te geven dat de mens ‘iets anders’ is dan zijn lichaam, namelijk ‘datgene wat zich van het lichaam bedient’. En dat laatste kan niets anders dan de ziel zijn, moet Alcibiades toegeven. Vervolgens verwijst Socrates, in het citaat, naar het Oudgriekse aforisme ‘Ken uzelf’, een inscriptie in de Tempel van Apollo in Delphi. De conclusie is dat Alcibiades alleen dan kan slagen in zijn ambities als hij zijn ziel onderzoekt en ontwikkelt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Strijd kloekmoedig; een gewoonte wordt door een andere overwonnen.
Thomas a Kempis in De navolging van Christus (1471-1472)
Veel psychotherapeuten en zelfhulpgoeroes van tegenwoordig waarschuwen ons dat we moeten zorgen dat we later niet het slachtoffer worden van het treuren over gemiste kansen of slecht gedrag. We moeten proactief zijn en ons morele kompas volgen. In zijn traktaat heeft de middeleeuwse mysticus Thomas van Kempen het over ‘de rouwmoedigheid des harten’, zoals een vertaling luidt van de titel van het hoofdstuk waaruit het citaat afkomstig is.
Als je ‘vooruitgang’ wilt boeken, moet je ‘niet al te vrij’ zijn en je niet overgeven aan ‘lichtvaardige vrolijkheid’. Door onze lichtzinnigheid hebben we vaak niet in de gaten dat onze ziel lijdt. ‘Wij lachen dikwijls onbezonnen, als wij redelijkerwijze behoorden te wenen.’ Als we niet steeds proberen ons geweten zuiver te houden, moeten we dat later met veel spijt bekopen. Daarbij geeft Thomas ook een belangrijke tip. Het is alleen mogelijk om van je slechte gewoonten af te komen, door er andere voor in de plaats te stellen. Bonus is dat andere mensen je met rust zullen laten als je je slechte gewoonten opgeeft.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Geëxalteerdheid is de ziekte van de begaafde jongere.
Peter Sloterdijk in Je moet je leven veranderen (2009, vert. 2011)
Hoewel de Duitse filosoof Peter Sloterdijk duidelijk is in zijn gebod dat je je leven moet veranderen, moet je je daarbij wel bewust zijn van de risico’s. Een daarvan bespreekt hij aan de hand van een essay van de existentialistische psychiater Ludwig Binswanger over Verstiegenheit. In het Nederlands zeggen we: geëxalteerdheid, het hebben van overdreven ideeën of voorstellingen. Deze aandoening, die dus met name begaafde jongelingen treft, kan zich op twee manieren manifesteren. Ten eerste als een ‘manische wispelturigheid’ en ‘naïef’ nadenken over denkbeeldige vluchtmogelijkheden. Aan de andere kant kan de geëxalteerde zich overgeven aan een ‘schizoïde beklimmen van grote hoogten die in geen zinvolle verhouding staan tot de nauwheid van de ervaringshorizon’. Mooier dan Sloterdijk kun je dit niet zeggen, maar het gaat dus om mensen die zich, zonder dat ze al te veel hebben meegemaakt, bezighouden met ideeën over het universum of de eeuwigheid. De therapie bestaat volgens Sloterdijk uit een soort ‘reddingsoperatie in de bergen’. Terug in het dal leert de geredde dan iets meer over de ‘terreinomstandigheden’. Er moet immers ‘een relatie bestaan tussen de moeilijkheidsgraad van de berghelling en de opleidingsgraad van de hoogtebestormer’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
We geven het leven vorm, omdat het kort is.
Dick Kleinlugtenbelt in Mensbeelden en levenskunst – De mens en de kunst het eigen leven vorm te geven (2005)
Als je, zoals Dick Kleinlugtenbelt, een filosofisch boek wilt schrijven over de levenskunst, ontkom je niet aan de vraag waarom de mens zijn leven vorm zou geven. Dat is de vraag naar de zin van de levenskunst. Hij verwijst in dat verband naar Wilhelm Schmid, die hij ‘één van de belangrijkste levenskunstfilosofen van dit moment’ noemt. Deze ontleent het ‘finale argument’ voor de vormgeving aan de filosofie in de Griekse en Romeinse oudheid. Het is het ‘finale’, het laatste, argument omdat het betrekking heeft op het ‘einde’, en wel van ons eindige leven. Dit argument is vooral doorslaggevend in culturen, zoals de onze, waarin het individuele leven niet meer automatisch wordt vormgegeven binnen ‘de schoot van de gemeenschap’ en de opeenvolging van generaties. Dan voelt het individu ‘de volle macht van de dood’ en wordt het zinvol het leven vorm te geven.
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
We moeten leren datgene te willen dat er gewoon al is en gebeurt.
parafrase van Epictetus in Marja Havermans, Sterven als een stoïcijn – Filosofie bij ziekte en dood (2019)
De antieke stoïcijnse levenskunst kent momenteel een grote populariteit, en er verschijnen vele boeken waarin het denken van met name de jonge Stoa, zoals dat van Seneca, Marcus Aurelius en Epictetus, uit de doeken wordt gedaan. Heel pregnant gebeurt dat in het openhartige en ontroerende boek van Marja Havermans over de negen maanden waarin zij en haar man moesten leven met de wetenschap dat hij terminaal ziek was. Zij doet verslag van het dagelijks leven met dit doodsvonnis én van de manier waarop zij allebei, met behulp van de stoïcijnse filosofie, probeerden om te gaan met dit onontkoombare feit. Maar als Epictetus stelt dat je je lijden kunt opheffen door gewoon iets anders te willen, is dat haar ‘een brug te ver’. Zij zou dan immers moeten ‘willen’ dat haar man Paul overlijdt. Dat ‘onwilbare’ te willen is haar niet gelukt. Wat haar betreft is het ‘hoogst bereikbare de dood te aanvaarden als iets waarop je geen invloed hebt’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Richt je leven zo in, dat je er volmondig ja tegen kunt zeggen
Wilhelm Schmid in Filosofie van de levenskunst – Inleiding in het mooie leven (2000, 2001)
Volgens Schmid is dit de ‘existentiële imperatief’, het gebod van de levenskunst. Daarmee zet je elke stap in je leven in het perspectief van je totale bestaan. ‘Existentieel’ betekent in dit verband ook dat je dit gebod alleen zelf en voor jezelf van kracht kunt laten zijn.
De oorspronkelijke uitspraak luidt: ‘Gestalte dein Leben so, das es bejahenswert ist.’ In de Nederlandse vertaling gaan wel wat bijkomende betekenissen verloren (hoewel dat vrijwel onvermijdelijk is). Gestalten kun je ook vertalen als ‘vormgeven’, en dat woord sluit wat beter aan bij het woord levens-kunst. Volgens het woordenboek betekent bejahen (behalve ‘bevestigend antwoorden’) ‘positief staan tegenover’ of ‘aanvaarden’. De Nederlandse uitdrukking ‘volmondig ja … zeggen’ gaat een stapje verder dan de bron. Wat Schmid bedoelt, is dat je je leven zo moet vormgeven dat het de moeite waard is om er positief tegenover te staan.
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
Niet enkel voortplanten zul jij je, maar ook omhoog! En moge jou daarbij helpen de lusthof van het huwelijk.
Friedrich Nietzsche in Aldus sprak Zarathoestra (1883-1885)
In het lied Van kind en huwelijk in deel 1 van Aldus sprak Zarathoestra: een boek voor allen en voor niemand waagt de profeet zich aan ‘de rol van levensadviseur voor hogere mensen’ (Sloterdijk). Volgens hem wens je als je jong bent voor jezelf kind en huwelijk, maar hij vindt dat je je dan af moet vragen: ‘Ben jij een mens die zich een kind mag wensen? Ben jij de zegevierende, de zelfbedwinger, de gebieder der zinnen, de meester over je deugden.’ Blijkbaar is volgens Zarathoestra alleen de hogere mens (vaak onvertaald gelaten als Übermensch) gerechtigd om kinderen te krijgen. Als je nog jong bent, word je dus geacht je eerst ‘omhoog te planten’ voor je je ‘voort gaat planten’. Daarbij kan het ‘lusthof van het huwelijk’ je helpen om uiteindelijk jezelf tot een scheppende te scheppen, waarna je een nieuw schepsel op de wereld mag zetten. ‘Huwelijk: zo noem ik de wil om getweeën het ene te scheppen, dat meer is dan wie het schiepen.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Beschouw elke dag als een leven op zichzelf.
Seneca in Epistulae, ep. 101, par. 10
Volgens Seneca heeft het geen enkele zin om plannen te maken, want ‘elke dag en elk uur openbaart ons dat we niets voorstellen’. Hij geeft het voorbeeld van Cornelius Senecio, een voornaam en kundig Romeins edelman. Hij was rijk aan het worden, maar leefde eenvoudig en lette op zijn gezondheid. Op zekere dag had hij urenlang, tot laat in de avond, aan het bed gezeten van een vriend die ernstig ziek was. Na wat gegeten te hebben kreeg hij echter een zware aanval van angina, die hem noodlottig werd. Dus nadat hij ‘alle plichten van een deugdzaam en gezond mens had volbracht’, zegt Seneca, ‘stierf hij’. Dat betekent, schrijft hij aan Lucilius, dat het dwaas is om van alles van tevoren te plannen, want ‘we zijn niet eens de eigenaar van de dag van morgen’. Daarom moeten we volgens hem elke dag als een leven op zichzelf zien. Als je je aldus voorbereidt op wat komen gaat en zorgt dat je dagelijks leven telkens een afgerond geheel is, vind je gemoedsrust.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Je kunt het leven niet op het spel zetten als een dobbelsteen die je weer opgooit.
Antiphon
Antiphon geldt wel als de eerste psychotherapeut, omdat van hem wordt gezegd dat hij een schild op zijn huis liet aanbrengen waarop hij claimde dat hij ‘gekwelden’ met woorden kon genezen. Er is niet bekend hoe hij dat precies deed, maar uit de enkele fragmenten van zijn geschriften die bewaard zijn gebleven, blijkt wel zijn wijsheid en psychologisch inzicht. Zo stelt hij vast dat er mensen zijn ‘die niet hun eigen leven leiden’, maar bij wie het is alsof zij zich met veel geestdrift voorbereiden op een ander leven, waarvan niet duidelijk is welk leven dan wel. Terwijl ze dat doen, zegt Antiphon, gaat de tijd verder en is hun huidige leven voorbij. Misschien moeten we de voorstanders van ‘een leven lang leren’ af en toe vragen: waarvoor eigenlijk?
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
De ware morele problematiek van onze tijd is de onverschilligheid van de mens jegens zichzelf.
Erich Fromm in De zelfstandige mens (1947, 1955)
In de inleiding tot zijn anthologie Over levenskunst (2002) citeert Joep Dohmen de neofreudiaanse sociaal filosoof Erich Fromm, die de balans opmaakt van de malaise van de moderniteit. De onverschilligheid waar hij het over heeft, blijkt volgens hem uit het feit dat wij ‘de zin voor de betekenis en het unieke van de individuele mens zijn kwijtgeraakt en onszelf als handelswaar zijn gaan beschouwen’. De reden hiervoor, zegt Fromm, is ‘dat de moderne mens het besef voor het leven als een kunst is kwijtgeraakt’. Ons bestaan wordt tegenwoordig gekenmerkt door ‘individuele zelfbeschikking’ en ‘waardepluralisme’. En we blijken eigenlijk nauwelijks opgewassen tegen deze vrijheid om ons leven zelf te bepalen. Dohmen ziet daarom de hernieuwde belangstelling voor de levenskunst als een reactie op de moderne vrijheid.
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
Als iemand goede dingen wil en die bezit, is hij gelukkig; maar als hij slechte dingen wil, is hij ongelukkig, ook al bezit hij die.
(de moeder van) Augustinus in Over het gelukkige leven
Toen kerkvader Augustinus zijn wereldse leven achter zich liet, trok hij zich met zijn moeder Monica en enkele goede vrienden terug op een landgoed en voerde daar met hen gesprekken ‘Over het gelukkige leven’ (De vita beata). Een van de vragen die zij zichzelf stellen is of ieder mens die heeft wat hij wil ook gelukkig is. Daarop antwoordt zijn moeder met de woorden uit het citaat. Daarmee heeft zij volgens haar zoon ‘de hoogste top van de filosofie bereikt’. Hij verwijst naar Cicero, die iets dergelijks gezegd heeft, maar een beetje omslachtiger. Zijn moeder is niettemin zo enthousiast bij het horen van Cicero’s woorden, dat Augustinus en zijn vrienden ‘helemaal vergaten dat ze een vrouw was en dachten dat er een beroemd man in hun gezelschap verkeerde’.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Wie mensen zoekt, zal acrobaten vinden.
Peter Sloterdijk in Je moet je leven veranderen (2009, 2011)
Volgens de Duitse cultuurfilosoof en romanschrijver Peter Sloterdijk (1947) wordt het bestaan van de mens gekenmerkt door ‘verticale spanningen’ die ons helpen ons te oriënteren. Wij lijken ‘van bovenaf’ aangetrokken te worden en zo kunnen we begrijpen ‘waarom en in welke vormen de homo sapiens, die door de paleontologen tot vlak voor de deur van de faculteit van de geesteswetenschappen wordt afgeleverd, zich heeft kunnen ontwikkelen tot het opklimmende tendensdier, zoals hij min of meer onveranderlijk uit de berichten van de ideeënhistorici en de wereldreizigers naar voren komt’. Het is alsof in ons voortdurend het gebod klinkt dat wij ons leven moeten veranderen. Daarmee zijn we ‘veroordeeld’ tot ‘surrealistische inspanning’. Wij zijn voortdurend bezig om ons te oefenen in nog beter over het smalle koord van het leven te lopen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het past een wijs man de dingen te gebruiken en er zoveel mogelijk van te genieten.
Benedictus de Spinoza in Ethica (1678)
In zijn boek over de ‘wellevenskunst’ zet Spinoza zich af tegen het ‘gruwelijk en somber bijgeloof’ van de puriteinen, die uit een doorgeschoten zondebesef zichzelf verbieden van het leven te genieten. Zo ‘grimmig’ kan God ‘of welk ander wezen ook’ toch niet zijn dat die zich in onze machteloosheid en ons ongemak verheugt en ons verdriet en onze angst als een deugd beschouwt? ‘Integendeel, hoe diepere blijheid wij voelen, tot hoe grotere volmaaktheid gaan wij over, dat wil zeggen hoe meer zullen wij deel krijgen aan de goddelijke aard.’ Een wijs man zal daarom zoveel mogelijk genieten van de dingen die tot zijn beschikking staan, al is het niet tot oververzadiging toe, want dan is het immers geen genieten meer. Dus wees matig met ‘aangename spijs en drank’, maar geef je over aan zaken die jou en een ander niet schaden, zoals ‘geuren en lieflijkheid van groenend kruid, fraaie kledij, muziek, kampspelen, toneelverstellingen’ en dergelijke.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Wie alle dagen in de rondte rent wordt een vreemde in zijn eigen huis; wie altijd verstrooiing zoekt wordt een vreemde in zijn eigen hart.
Adolph Knigge in Über den Umgang mit Menschen (1788)
Door het boek over de ‘omgang met mensen’ werd Knigges naam synoniem voor ‘handleiding voor de etiquette’, maar zo’n boek is het eigenlijk helemaal niet. Het gaat eerder over levenskunst, en Knigge gaat daarbij uit van een duidelijke moraal. Hij vindt bijvoorbeeld dat het onze belangrijkste plicht is om bezig te zijn met het verbeteren van onszelf, het ‘cultiveren van het eigen ik’. Het is daarom ‘onvergeeflijk’ als je altijd in het gezelschap van anderen bent. Dan is het alsof je voor jezelf vlucht.
Bovendien loop je het gevaar in het gezelschap van ‘leeglopers’ terecht te komen. Als dat bovendien mensen zijn die zich aan je proberen te binden door je voortdurend te vleien, ‘verlies je de smaak voor de stem van de waarheid’. En als je dan de stem van je geweten hoort, ren je misschien wel hard weg, ‘het vertier in, waar die weldadige stem overschreeuwd wordt’.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Zoals de vis zich alleen in het water, de vogel zich alleen in de lucht en de mol zich alleen onder de aarde thuis voelt, zo voelt ieder mens zich slechts thuis in de hem passende atmosfeer.
Arthur Schopenhauer in De kunst om gelukkig te zijn (Ned. vert. 2011)
We moeten dus ‘eerst uit ervaring leren wat we willen en wat we kunnen’, en zo een karakter verwerven. Tot die tijd zullen we steeds weer tegen muren oplopen en met geweld worden teruggeworpen op ons eigen levenspad.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Wat is een goed recept voor concentratie?
Joke J. Hermsen in Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst (2009)
1. Vertrekt naar een plek die je niet of nauwelijks kent.
2. Zorg ervoor dat er geen internet, televisie of radio is.
3. Ga niet de hele dag op stap.
4. Laat je niet uit je dagritme halen door bezoek.
5. Zorg voor een kamer met uitzicht.
6. Richt je aandacht op slechts één project.
7. Geef toe aan de verveling.
8. Verstop de klok en maak de tijd cyclisch.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Rechtvaardigheid is de leiderschapsdeugd bij uitstek.
Voor hun filosofische wijze van werken met organisaties gebruiken de filosofen Kessels, Boers en Mostert het beeld van een school, als een van oorsprong vrije ruimte, ‘een vrijplaats om na te denken, samen met anderen, over hoe de wereld in elkaar zit, wat ons en anderen te doen staat, wat het “goede leven” inhoudt’.
Volgens de klassieke levenskunst moet ieder mens streven naar voortreffelijkheid en die kun je uitdrukken in vier zogenaamde kardinale deugden: (de juiste) maat / matigheid, moed, verstandigheid/bezonnenheid en rechtvaardigheid. De laatste daarvan is in de klassieke opvatting de hoogste.
Rechtvaardigheid is ‘het vermogen het juiste evenwicht aan te brengen, enerzijds in jezelf tussen de drijfveren van je eigen buik, hart en hoofd, anderzijds in de werkelijkheid om je heen, tussen verschillende soorten belangengroepen en hun aanspraken’. Het is de leiderschapsdeugd bij uitstek omdat het gaat om de kunst van een evenwichtig geheel, de balans tussen behoefte en verdienste, doelen en middelen, regels en billijkheid, vrijheid en gelijkheid. Zij is uiteindelijk ‘het richtpunt van alle andere excellenties, omdat zij de basis is van alle sociale cohesie’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het stoïcijnse programma dat we tegemoetkomen aan onze behoeften door het elimineren van onze verlangens, is als het afhakken van onze voeten als we schoenen nodig hebben.
Al in de jaren 1696-1706 schreef Swift ook een reeks aforismen, die in 1711 werden gepubliceerd in Morphew Miscellanies (mengelwerk). De kritische uitspraak over het stoïcisme staat daarin min of meer op zichzelf. Deze filosofische stroming kwam rond 300 v.Chr. op in Griekenland, maar werd vooral populair in het Romeinse Rijk door de levensfilosofische geschriften van onder meer Seneca, Epictetus en Marcus Aurelius. Vanwege de hedendaagse opleving van de levenskunst wordt er ook tegenwoordig veel op teruggegrepen. Natuurlijk legt elke auteur andere accenten, maar in het algemeen zijn stoïcijnen erop uit het lijden te verlichten of gelukkig te worden door alle gevoelens zo veel mogelijk onder controle te krijgen en uit te schakelen. Dat gaat helaas soms ook ten koste van de gevoelens die ons dierbaar zijn.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
In het hart van de machtsverhouding bevindt zich als een voortdurende uitdaging het verzet van de wil en de compromisloze vrijheid.
Vrijwel gelijktijdig met het overlijden van de Franse filosoof Michel Foucault (1926–1984) verschenen het tweede en derde deel van zijn in 1976 gestarte drieluik over De geschiedenis van de seksualiteit. Voor veel Foucault-adepten waren deze werken nogal een schok. Niet alleen was de stijl veel toegankelijker dan zijn eerdere studies naar de machtsmechanismen van de menswetenschappen, maar ook hield hij plotseling een pleidooi voor ‘de zorg voor zichzelf’ (de titel van het derde deel). Daarmee was hij medeverantwoordelijk voor een terugkeer van het thema van de levenskunst in de filosofie en het maatschappelijk debat.
Hadden velen uit het eerdere werk van Foucault menen te moeten opmaken dat ‘het subject’, de mens, een willoos slachtoffer van maatschappelijke machtsmachinaties was, nu blijkt er plotseling een compromisloze, ‘onbuigzame’ vrijheid te bestaan. Maar, zegt Foucault, misschien kunnen we nog beter spreken van een ‘agonisme’, een neologisme dat hij omschrijft als ‘een relatie die tegelijkertijd door wederzijdse aansporing en door strijd wordt gekenmerkt’. Hoe meer verzet, hoe meer macht – hoe meer macht, hoe meer verzet.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Er waart een spook door de westerse wereld – het spook van de religie.
Met deze zin begint het magistrale boek van de Duitse cultuurfilosoof en romanschrijver Peter Sloterdijk (1947). Het is een directe verwijzing naar de openingszin van Het communistisch manifest van Karl Marx en Friedrich Engels uit 1848. Overigens zagen die natuurlijk een ander spook rondwaren: het communisme. Maar anders dan het communisme, dat nieuw was, is het huidige spook van de religie er een dat steeds weer opnieuw opduikt. En de teruggekeerde religie wordt door ‘machthebbers van het oude Europa’ feestelijk verwelkomd met een ‘pompeus’ feest waar uiteenlopende gasten bijeenkomen, van de paus tot islamitische geleerden, Amerikaanse presidenten en Kremlinkrijgsheren, en zelfs Duitse sociologen (een sneer naar Habermas). Het enige wat het feest verstoort, is het ‘zomeroffensief van de goddelozen van 2007’, ‘waaraan we twee van de oppervlakkigste pamfletten van de recente geestesgeschiedenis te danken hebben, namelijk van Christopher Hitchens en van Richard Dawkins’.
Zelf pleit Sloterdijk niet voor een terugkeer van de oude religie maar voor een ‘antropotechnische wending’. Met een eigenzinnig beroep op filosofen als Nietzsche, Wittgenstein en Foucault stelt Sloterdijk dat de mens allereerst een wezen is dat geen genoegen neemt met het leven zoals het gegeven is. Mensen zijn voortdurend bezig om hun leven te veranderen, en dat ‘moet’ ook, maar ze kunnen dat niet alleen. Ze hebben elkaar en ‘antropotechnieken’ nodig: rituelen, technieken, oefening, training enzovoort.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
In de klassieke zorg voor het zelf … is [het] niet mogelijk om immoreel te zijn en toch de waarheid te kennen.
In onze moderne cultuur van het zelf, zo constateert socioloog en filosoof Dick Kleinlugtenbelt (1949), gaat het om het ontdekken van het ‘ware zelf’. Dit ontdekken is ons over het algemeen niet zelf gegeven, maar het moet ‘ontcijferd’ worden door de psychologie of de psychoanalyse. Maar in de klassieke zelfzorg kun je geen toegang tot de waarheid krijgen als je niet eerst aan jezelf werkt. Door deze ‘arbeid’ ontwikkel je een ‘gezonde achterdocht ten aanzien van het kennen van de waarheid’ en ga je daar vervolgens ‘behoedzaam’ mee om. Je streeft naar ‘zuivering’ door jezelf te bevragen en over jezelf na te denken. Daartoe moet je eerst leren autonoom te zijn en zelfstandig te denken. De waarheid heeft vervolgens wel een ‘prijs’: je moet een beter mens worden om jezelf werkelijk te kennen in je eigen unieke situatie. Zolang je jezelf niet moreel ontwikkelt, zul je daar nooit in doordringen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Levenskunst is het bewust en kritisch ontwikkelen van je eigenheid.
Bedrijfskundige en filosoof Ronald Wolbink promoveerde in 2012 op een filosofisch proefschrift over De coach, de begeleider van de laatste mens. Hij is tamelijk kritisch op de beroepsgroep van coaches, onder meer omdat die reflectie preekt, maar zelf niet in de praktijk brengt. Verder hanteren coaches veelal een reductionistisch mensbeeld, waardoor zij reële problemen van mensen individualiseren en psychologiseren. Als het gaat om existentiële vragen op de werkvloer ziet hij dan ook meer in de levenskunst, een praktijk die teruggaat tot de eerste filosofen, maar waarbij Wolbink zich vooral laat inspireren door de Essays van Michel de Montaigne (1533–1592). Hij pleitte ervoor ‘om zelf vorm te geven aan je eigen leven en om daarvoor letterlijk en figuurlijk een eigen ruimte voor jezelf te creëren om te zorgen dat je niet overspoeld wordt door alles wat op je afkomt en wat een appel op je doet’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Kunst is een therapeutisch medium dat ons kan begeleiden, vermanen en troosten, waardoor we in staat zijn betere versies van onszelf te worden.
Alain de Botton en John Armstrong zetten zich nadrukkelijk af tegen de gedachte van l’art pour l’art, de door de kunstelite aangehangen gedachte dat je je niet mag afvragen waar kunst voor dient, maar dat kunst slechts waarde in zichzelf heeft. Dat maakt de kunst overigens ook kwetsbaar, zoals bij de bezuinigingen van de afgelopen jaren is gebleken.
De Botton en Armstrong vinden dat je kunst wel degelijk (ook) mag benaderen als ‘gereedschap’ dat onze ‘vaardigheden en mogelijkheden’ vergroot doordat het onze aangeboren psychologische tekortkomingen compenseert en ons helpt beter om te gaan met onszelf en elkaar. Daartoe doen ze voorstellen om niet alleen de bijschriften bij de kunstwerken in de bestaande musea te herschrijven, maar ook musea te ontwerpen met afdelingen als Leed, Mededogen en Angst, en aparte verdiepingen voor Liefde en Zelfinzicht.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De kunst van het leven is niets anders dan gebruik maken van de personen door wie we lijden.
De Franse schrijver Marcel Proust (1871–1922) is vooral de auteur van één groot meesterwerk: Op zoek naar de verloren tijd. Deze meerdelige roman en Prousts leven en andere geschriften bieden volgens Alain de Botton talloze wijsheden waarmee eenieder zijn voordeel kan doen. Hij leert je onder meer van het leven te genieten, hoe je een goede vriend kunt zijn, en vooral hoe je ‘met succes kunt lijden’. Proust bleef in zijn leven op lichamelijk, relationeel en geestelijk vlak weinig bespaard, dus je kunt hem beschouwen als een ‘veteraan in het leed’. Er was hem dus veel aan gelegen niet te zoeken naar een of ander utopisch geluk, maar een ‘werkbare benadering van de ellende’ te vinden. Een van de manieren waarop je die kunt ontwikkelen, is te reflecteren op de mensen die ons in de steek laten of ‘van een gastenlijst schrappen’. Door inzicht te krijgen in de manier waarop we worden gekwetst, worden we niet van onze pijn verlost, maar ‘zodra leed wordt omgezet in ideeën, verliest het iets van zijn vermogen ons hart te verwonden’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het verkennen van onze emotionele geografie is een belangrijk aspect van het streven naar zelfkennis.
Een van de dingen die de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum (1947) zich afvraagt, is of we genoeg hebben aan de filosofie en de filosofische manier van schrijven – koel en duidelijk – om tot het goede leven te komen. In de traditie van de westerse filosofie is het vanaf Plato gebruikelijk dat ethische teksten alleen een beroep doen op het verstand. Plato vond dat in een ‘ethisch leerproces’ het denken gescheiden moet worden van ‘onze louter menselijke delen’: emoties, gevoelens en zintuiglijke ervaringen. Daarom moesten we ons verre houden van de literatuur, die een beroep doet op die aspecten.
Als we een tragedie lezen, reageren we in eerste instantie emotioneel. We leven mee met de tragische helden en ondergaan hun dilemma’s. Pas daarna gaan we reflecteren en proberen we een morele positie in te nemen. ‘Wat we van de gebeurtenissen vinden, ontdekken we voor een deel vanuit het besef hoe we ons voelen.’ In een tragedie zien we mensen van vlees en bloed, wier mogelijkheden deels worden bepaald en beperkt door wat hun overkomt. Die kwetsbaarheid van de mens die zijn best doet, maar tegen onoplosbare morele dilemma’s aanloopt, maakt hem niet minder ‘voortreffelijk’, maar is misschien wel onlosmakelijk verbonden met het streven naar het goede.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
- 1
- 2
- Volgende »