Maatschappij

Doen en lijden zijn twee zijden van dezelfde medaille.

Hannah Arendt in The Human Condition (1958)

Omdat iedereen die zich beweegt in de maatschappij, de ‘actor’, dat altijd doet te midden van en in relatie tot andere handelende wezens, is hij nooit alleen maar een ‘doener’, maar altijd tegelijkertijd ‘lijder’. Daarom zijn volgens Hannah Arendt (1906–1975) doen en lijden ‘twee zijden van dezelfde medaille’. Elk verhaal waarmee een daad begint, bevat ook altijd de daden en het leed die daar het gevolg van zijn. En hoewel de daad misschien ‘uit het niets’ komt, zijn de consequenties daarvan eindeloos, want er ontstaat altijd een kettingreactie van nieuwe daden en nieuw leed. Dat betekent volgens Arendt dat actie en reactie nooit in een gesloten cirkel en uitsluitend tussen twee mensen bewegen. ‘De kleinste daad … draagt het zaad in zich van dezelfde eindeloosheid, want één daad, en soms zelfs één woord, is genoeg om elke constellatie te veranderen.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Je kunt ook van de goede weg af raken, doordat je te lang het rechte pad volgt.

Theodor Mommsen in Römische Forschungen (1879)

Maatschappelijke veranderingen doen zich niet vanzelf voor. Augustinus schreef al: ‘Quod aetates, tot mortes’, oftewel: zo veel tijden, zo veel doden moeten vallen. De Duitse geschiedkundige en winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur in 1902, Theodor Mommsen (1817–1903), stelde vast dat de Romeinen geneigd waren oude instellingen in stand te houden, ook als die allang van taak en betekenis veranderd waren. Daarmee volgden ze weliswaar het rechte pad, maar raakten ze ook van de goede weg af.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Sociologie en psychologie zijn de wetenschappen van het geschipper.

Frida Vogels in Dagboek 1970–1971 (2011)

Inmiddels weten we dan toch hoe ze eruitziet, of beter: hoe ze eruitzag in 2008. Uitgerekend bij de uitvaart van haar studievriend J.J. Voskuil legde een fotograaf van het ANP haar vast. Frida Vogels (1930) was de eerste winnares van de Libris Literatuurprijs, voor het tweede deel van haar autobiografische roman De harde kern. In 2005 verscheen het eerste deel van haar dagboeken. Aan deze reeks kwam in 2014 na elf delen een voorlopig einde. De overige vijf geplande delen verschijnen ‘bij nader inzien’ pas na haar dood, omdat ze die periode nog te pijnlijk vindt.
Zo hard als haar oordeel, vrijwel iedere dag, is over haar zelf en haar huwelijk, zo scherp kan ze ook pretenties in haar omgeving of van maatschappelijke partijen veroordelen. Net als Voskuil moet ze weinig hebben van wetenschap. Ze erkent dat sociologische en psychologische boeken je wel aan inzichten kunnen helpen, maar vindt dat eigenlijk een verwerpelijke behoefte. ‘Je kunt kiezen: of voor jezelf of voor de maatschappij. De meeste mensen gaan die keuze uit de weg.’ Daarbij worden ze geholpen door sociologie en psychologie.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

De school is het reclamebureau dat je wil doen geloven dat je de maatschappij wilt zoals ze is.

Ivan Illich in De ontscholing van de maatschappij (1971)

Een van de rollen die een filosoof zeker past is die van criticus van de ideeën die iedereen in zijn tijd en wereld voor vanzelfsprekend houdt. Er zijn weinigen in de twintigste eeuw geweest die die rol met meer verve hebben vervuld dan de Oostenrijks-Amerikaans-Mexicaans-Duitse publicist, filosoof en theoloog Ivan Illich (1926–2002). Behalve op de geneeskunde, waarvan hij vond dat die ons ziek maakte, richtte hij veel van zijn pijlen op het algemeen aanvaarde idee dat onderwijs een groot goed is. Illich meende dat jonge mensen geen tijd hebben om iets te leren, omdat ze de hele tijd naar school moeten. Want wat ze daar te horen en te doen krijgen, is er niet op gericht hun iets te leren dat voor henzelf de moeite waard is, maar vormt hen uitsluitend tot de milieuvervuilende, sociaal polariserende en psychisch onmachtige consumenten waar de machtigen der aarde behoefte aan hebben.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Alleen de schoonheid maakt de hele wereld gelukkig, en ieder wezen vergeet zijn beperkingen, zolang het haar bekoring ondergaat.

Friedrich Schiller in Brieven over de esthetische opvoeding van de mens (1794–1795)

Het citaat is afkomstig uit de 27ste en laatste brief over de esthetische opvoeding van de mens en hier belijdt de grote Duitse toneelschrijver, dichter en filosoof Johann Christoph Friedrich (von) Schiller (1759–1805) zijn overtuiging dat politiek en ethiek ondergeschikt zijn aan de esthetiek: ‘Midden in het geduchte rijk van de krachten en midden in het heilige rijk van de wetten bouwt de esthetische drift onopgemerkt aan een derde, vrolijk rijk van het spel en van de schijn.’ In dit rijk van de schone schijn voelt de mens zich niet langer lichamelijk of moreel tot iets gedwongen, maar volgt hij zijn geheel eigen smaak. En het is deze smaak die harmonie brengt in de maatschappij, als het individu die harmonie eenmaal in zichzelf heeft gevonden.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media