Opvoeding
Utilisme kan haar doel alleen bereiken door de algemene bevordering van edelmoedigheid van karakter.
John Stuart Mill in Utilisme (2020)
De utilistische maatstaf voor de moraal is niet het grootste geluk voor de handelende persoon zelf, maar ‘de grootste hoeveelheid geluk in totaal’. Dat betekent volgens Mill dat iemand met een edelmoedig karakter misschien zelf niet gelukkig is, wellicht juist omdat hij lijdt onder het feit dat er maar zo weinig mensen zijn zoals hij. Er kan echter geen twijfel over bestaan dat zo iemand andere mensen gelukkig maakt en dat de wereld in het algemeen onmetelijk veel profijt van diens edelmoedigheid heeft. Volgens het principe van utilisme moeten we dus in opvoeding en onderwijs de edelmoedigheid van karakter bevorderen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Hij die niet zelf inziet en ook niet andermans woord ter harte neemt, dat is een waardeloos man.
Hesiodus
In onderzoek naar het goede waar de politiek zich op richt, namelijk wat edel en rechtvaardig is (jawel!), moet je volgens Aristoteles (384–322 v.Chr.) in zijn Ethica Nicomachea onder meer uitgaan van wat ons bekend is. Daartoe moet je eigenlijk al door je opvoeding bekend zijn met edele gewoonten. Wie echter niet beschikt over deze principes en ze ook niet kan verwerven, moet volgens hem maar luisteren naar Hesiodus. Die zegt dat ‘veruit de beste hij is die zelf alles inziet’, en iemand die naar goede raad wil horen deugt ook nog wel, maar wie het eerste niet kan en het tweede niet doet, is een ‘waardeloos’ man.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het gaat er in het onderwijs niet om dát kinderen leren, het gaat erom dat ze iets leren (inhoud), dat ze het met een bepaald oogmerk (doel) leren en dat ze het van iemand (relatie) leren.
Gert Biesta op de conferentie ‘Leider zijn’ op het NIVOZ op 24-09-2014
Deze stelling van onderwijsfilosoof Gert Biesta maakt duidelijk dat onderwijs veel meer moet doen dan met digitale of schriftelijke middelen overdragen van betrekkelijk willekeurige kennis. Om te beginnen moet je (als samenleving) vaststellen wát je wilt dat kinderen leren. Zo heeft een neoliberale maatschappij alleen maar last van mensen met historisch besef, vandaar dat het vak geschiedenis geen verplicht examenvak meer is. Het wrange is dat het juist de mensen met historisch besef zijn die weten hoe gevaarlijk het is om dat niet te hebben.
Maar ook als je het eens zou worden over de inhoud, moet je er nog in slagen om een doel van dat leren te vinden dat een kind zich ook zelf eigen kan maken. Om bij het vak geschiedenis te blijven: Harry Mulisch zei altijd dat het geschiedenisonderwijs moet beginnen met de krant van gisteren. De kans is dan groter dat interesse wordt gewekt.
En ten slotte is ook de relatie van leraar en leerling van wezenlijk belang voor goed onderwijs. De leraar is altijd meer dan klassenmanager of verhalenverteller, hij is pedagoog, hij voedt op, of hij dat nu beseft of niet. Volgens Biesta behoort daar ook toe dat hij ‘een volwassen in-de-wereld-zijn’ bevordert door kinderen te bevrijden uit het gevangen zijn in hun eigen wensen en verlangens.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het eerste wat de ervaring te doen staat is ons te bevrijden van de hersenspinsels en onjuiste begrippen die zich in onze jeugd hebben vastgezet.
Arthur Schopenhauer in Bespiegelingen over levenswijsheid (1851, Ned. vert. 1991)
Nu zou het natuurlijk het mooist zijn als je de jeugd hiervoor zou kunnen behoeden. Maar een opvoeding die dat tot doel zou hebben, is volgens Schopenhauer zeer problematisch. Je zou dan de leefwereld van kinderen zeer klein moeten houden en die pas verbreden als ze die helder zouden begrijpen. Een van zijn aanbevelingen voor een dergelijke opvoeding zouden we eventueel wel in de praktijk kunnen brengen. Je moet kinderen dan geen romans laten lezen, maar alleen degelijke biografieën van grote geesten.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Hoe worden wij niet door onze kinderen, door dieren opgevoed!
Martin Buber in Ich und Du (1923)
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Opvoeding is een sieraad bij het geluk en een toevlucht in ongeluk.
Aristoteles, geciteerd door Diogenes Laërtius in Leven en leer van beroemde filosofen (begin 3e eeuw n.Chr., vertaling 1989)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Er bestaat geen gelovige houding op zich.
Paul Tillich in Religionsphilosophie (1959)
Alleen de schoonheid maakt de hele wereld gelukkig, en ieder wezen vergeet zijn beperkingen, zolang het haar bekoring ondergaat.
Friedrich Schiller in Brieven over de esthetische opvoeding van de mens (1794–1795)
Het is de levenswijsheid van dwazen, die echter maar al te vaak voorkomt, dat men slechts door schade en schande wijs zou kunnen worden.
Desiderius Erasmus in ‘Traktaat over opvoeding en onderwijs’ (1529) in Over opvoeding en vrije wil (1992)