Scepticisme

Misschien moeten we beseffen dat scepticisme en intellectueel individualisme een luxe zijn die we in onze tragische tijd moeten opgeven.

Bertrand Russell in ‘The triumph of stupidity’ (10 mei 1933)

Vlak nadat Hitler tot rijkskanselier werd benoemd waarschuwde de Engelse filosoof Bertrand Russell de beschaafde wereld voor wat dit voor haar kon betekenen. Als grondoorzaak van alle problemen van de moderne tijd zag hij het feit dat de ‘domkoppen volkomen zeker van zichzelf zijn, terwijl de intelligenten vol twijfels zitten’. En dat is niet altijd het geval geweest. Hij verwijst naar de filosofische radicalen van toen honderd jaar geleden, zoals Jeremy Bentham en John Mill (de vader van John Stuart Mill). Zij vormden een school van intelligente mannen die net zo zeker van zichzelf waren als de nazi’s. Daardoor domineerden zij de politiek en waren mede van invloed op de toename van intelligentie en materieel welzijn. Nu was hun inzicht misschien beperkt en was kennis en inzicht van de grootste geesten in Russells tijd veel ruimer dan dat van hen, maar zij waren wél invloedrijk, terwijl de beste mensen van Russells generatie machteloze toeschouwers waren. Misschien moesten zij zich (en moeten wij ons?) wat meer laten leiden door morele hartstocht.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Niets versterkt het scepticisme meer dan dat er mensen zijn die geen scepticus zijn.

Blaise Pascal in Gedachten (1667)

Behalve als wiskundig wonderkind is de Fransman Blaise Pascal (1623–1662) bekend geworden om zijn filosofische en theologische ‘gedachten’, waarvan vertaler Frank de Graaff zegt dat die niet zozeer zijn geloof uitdragen, maar blijk geven van ‘een onafgebroken strijd óm te geloven’, en dus tegen de scepsis over religieuze kwesties.
Bij Pascal moeten zijn tijdgenoten het nogal eens ontgelden. Zo zegt hij nog het meest verbaasd te zijn over het feit dat blijkbaar niet iedereen verbaasd is over zijn eigen zwakheid. Hij ziet zijn medemensen ‘vol ernst’ bezig zijn met het verkrijgen en behouden van hun positie in de samenleving, ‘alsof iedereen zeker wist waar de rede en het recht liggen’. Al deze mensen die denken dat ze van nature wijs zijn, komen natuurlijk steeds bedrogen uit, maar ze wijten dat niet aan een fundamentele tekortkoming van de mens, wiens kennis en inzicht altijd zeer beperkt zijn, maar aan een eigen vergissing of iets dergelijks hunnerzijds. Daarmee maken zij dat de sceptici uiteindelijk sterker zijn – door hun besef van eigen zwakheid – dan degenen die trots menen dat zij weten wat de bedoeling is.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Filosofen zijn buitensporig vaardige moordenaars van vele wijze spreuken.

Timon van Phlius

De in Phlius op de Peloponnesos geboren Timon (ca. 320–230 v.Chr.) was ooit koorddanser, maar werd later een sceptisch filosoof als leerling van Pyrrho, tegen wie ‘geen sterveling het durft op te nemen’. Hij werd beroemd met een reeks satirische gedichten genaamd Silloi, die hij schreef tussen het drinken en filosoferen door. En ‘als hij last had van het lawaai van zijn dienstmeisjes en honden, hield hij op met schrijven, want hij was erg gesteld op een rustig werkklimaat’ (aldus Diogenes Laërtius). Van Timon zijn slechts 140 regels overgeleverd. Bijna alles wat we weten over de inhoud van zijn denken, is gebaseerd op citaten in het werk van Sextus Empiricus. Het citaat lijkt erop te wijzen dat Timon de filosofen verwijt dat zij de wijsheid eerder verkleinen dan vergroten, maar misschien is het wel ironisch bedoeld.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Het Universum is immens groot.

A.N. Whitehead in Essays in science and philosophy (1947)

Dat het Universum immens groot is, zegt de Britse filosoof en wiskundige Alfred North Whitehead (1861-1947) twee keer. Na de eerste keer spreekt hij zijn verbazing uit over het ‘zelfvoldane dogmatisme’ waarmee de mensheid in ieder tijdperk van haar geschiedenis weer meent dat de eigen manieren om kennis te vergaren afdoende zijn om alles te weten te komen. Sceptici en gelovigen zijn daarin precies hetzelfde. Whitehead vindt dat in onze moderne tijd de wetenschappers en de sceptici de toonaangevende dogmatici zijn. Je mag van hen wel kleine stapjes zetten op detailniveau, maar fundamentele nieuwe ideeën zijn verboden. ‘Dit dogmatische, gezonde verstand betekent het einde van ieder filosofisch avontuur. Het Universum is immens groot.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media