Stoa

Het stoïcijnse programma dat we tegemoetkomen aan onze behoeften door het elimineren van onze verlangens, is als het afhakken van onze voeten als we schoenen nodig hebben.

Jonathan Swift in Thoughts on various subjects (1711)
De meeste mensen kennen de Ierse satiricus Jonathan Swift (1667–1745) vooral van het onsterfelijke Gulliver’s Travels (1726). Hoewel het inmiddels ook tot kinderboek is bewerkt, was het oorspronkelijk een felle satirische aanklacht tegen de politieke en sociale misstanden van zijn tijd, maar ook tegen de feilen van de mensheid in het algemeen.
Al in de jaren 1696-1706 schreef Swift ook een reeks aforismen, die in 1711 werden gepubliceerd in Morphew Miscellanies (mengelwerk). De kritische uitspraak over het stoïcisme staat daarin min of meer op zichzelf. Deze filosofische stroming kwam rond 300 v.Chr. op in Griekenland, maar werd vooral populair in het Romeinse Rijk door de levensfilosofische geschriften van onder meer Seneca, Epictetus en Marcus Aurelius. Vanwege de hedendaagse opleving van de levenskunst wordt er ook tegenwoordig veel op teruggegrepen. Natuurlijk legt elke auteur andere accenten, maar in het algemeen zijn stoïcijnen erop uit het lijden te verlichten of gelukkig te worden door alle gevoelens zo veel mogelijk onder controle te krijgen en uit te schakelen. Dat gaat helaas soms ook ten koste van de gevoelens die ons dierbaar zijn.

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media

Indien uw verlangen uitgaat naar wijsbegeerte, bereid u er dan van meet af aan op voor dat men u zal uitlachen …

Epictetus in Encheiridion (22) (vertaling Stichting Ars Floreat – www.arsfloreat.nl)

De filosoof Epictetus (ca 50–130 n.C.) werd aanvankelijk als slaaf uit Hiërapolis (Zuidwest-Anatolië) naar Rome gebracht. Na zijn vrijlating onderwees hij de filosofie van de Stoa (die al uit de derde eeuw v.C. stamt) in zijn eigen school, eerst in Rome en later in Nikopolis en Griekenland. Hij waarschuwt ons dat je je er als wijsgeer op moet instellen dat je door velen zult worden bespot als je je als zodanig afficheert. Je moet je daar echter niets van aantrekken en vasthouden aan de principes die je juist acht ‘alsof ge door de godheid op uw plaats gesteld waart’. Als je dat doet, zul je uiteindelijk worden bewonderd. ‘Indien ge echter zwakker zijt dan zij, zult ge dubbel zo hard uitgelachen worden.’

Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media