Wijsheid
Wie lange tijd een goede advocaat is geweest behoeft daarom nog niet een betere rechter te zijn.
René Descartes in Over de methode (1637, 1987)
Aan het slot van zijn betoog over de methode van het denken merkt Descartes (1596–1650) op dat hij nog bijna nooit een criticus is tegengekomen die zijn opvattingen strenger of rechtvaardiger beoordeelde dan hijzelf. Bezwaren die ertegen zijn denkbeelden werden opgeworpen had hij zelf vaak allang bedacht. Ook is hem opgevallen dat er in de debatten op de universiteiten nooit nieuwe waarheden worden ontdekt. Daar wil iedereen alleen maar winnen en komt het nooit tot het afwegen van argumenten. Daar vind je dus misschien wel goede ‘advocaten’ van opvattingen, maar nog niet een rechter die tot een wijs oordeel komt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Bij alles wat gij doet, lees en raadpleeg de wijzen.
Horatius in Epistulae I (20–14 v.Chr.)
Waar u deze citaten met toelichting leest, bepaalt u natuurlijk helemaal zelf. Het schijnt dat sommige mensen deze Kalender zelfs op het toilet hebben hangen. De Romeinse dichter Quintus Horatius Flaccus (65–8 v.Chr.) maakt het niet uit: want bij alles wat je doet, moet je de wijzen lezen en raadplegen, en wel om van hen te horen ‘hoe gij uw leven op aangename wijze kunt slijten; / dat gij niet gekweld wordt door de eeuwig onverzadelijke begeerte, / noch door vrees, noch door hoop op dingen van weinig nut’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Zelfs de wijze zal pas in allerlaatste instantie de roemzucht laten vallen.
Tacitus
Volgens Arthur Schopenhauer (1788–1860) is ons streven naar roem een aangeboren afwijking. In Bespiegelingen over levenswijsheid legt hij uit hoe je kunt genezen van deze dwaasheid. Om te beginnen moet je je er bewust van zijn, en vervolgens moet je bedenken hoe ‘volstrekt onjuist, verkeerd, bedrieglijk en absurd’ de meeste meningen van andere mensen zijn. Die verdienen dan ook geen enkele aandacht en zijn bovendien vaak ‘ronduit ongunstig’. Als het ons lukt van de roemzucht af te komen, zou dat heel veel ‘gemoedsrust en eveneens een doortastender optreden en een onbevangener houding tot gevolg hebben’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Een minimum aan wijsheid zou ons ertoe kunnen nopen om alle stellingen tegelijk te verdedigen in een glimlachend en destructief eclecticisme.
E.M. Cioran in Bittere syllogismen (1952, 1993)
De van oorsprong Roemeense filosoof E.M. (Emil) Cioran (1911–1995) maakt het de lezer niet makkelijk met zijn donkere, misantropische aforismen. Hoewel hij het best mogelijk acht dat er achter alle uiterlijke schijn nog een werkelijkheid verborgen zit, maak je je belachelijk als je denkt dat die in taal weer te geven zou zijn. Dan hoef je het je ook niet moeilijk te maken met de vraag welke mening de betere is. Je kunt schrijven wat je wilt, hoe platvloers of onvatbaar het ook is. En dat doet hij dan ook.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De taal is wijzer dan degene die haar spreekt.
Eugen Rosenstock-Huessy, geciteerd in Ko Vos – Eugen Rosenstock-Huessy. Een kleine biografie (1993)
Eugen Rosenstock-Huessy (1888–1973) werd in eerste instantie opgeleid tot rechtshistoricus, maar had al van jongs af aan een grote passie voor taal. Toen hij bij de juridische faculteit zijn Habilitationsschrift inleverde, bleek dit vele filologische overwegingen te bevatten. Met name een passage met daarin de zin uit het citaat werd als ‘ketters’ beschouwd. Wetenschappers komen immers traditioneel van denken tot spreken of schrijven, en worden dan gehoord. Maar volgens Rosenstock-Huessy lag het heel anders. In onze ervaring horen we eerst (jarenlang) onze naam (door onze ouders), leren we vervolgens spreken ‘zoals het hoort’ en komen we daarna pas (eventueel) tot denken, maar daarmee nooit los van de wijsheid die in de taal der eeuwen is vastgelegd. Hij werd gedwongen het zinnetje uit het Habilitationsschrift te verwijderen, maar deed dat uiteindelijk alleen bij de exemplaren voor de commissie …
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Hoe velen hebben niet de vraag gesteld ‘wat is waarheid’, en ten diepste gehoopt dat het nog wel even duren zou voordat de waarheid hun zo dichtbij kwam, dat die op hetzelfde moment zou bepalen waartoe ze op dat ogenblijk verplicht waren.
Søren Kierkegaard in Wat de liefde doet (2007)
In 2007 verscheen bij uitgeverij Damon de derde Nederlandse vertaling van het meesterwerk van Kierkegaard over de liefde: Kjerlighedens Gjerninger (1847). Nu is de titel vertaald als Wat de liefde doet, eerder was dat Liefdedaden (1919) en Daden van liefde (1993). Als je Kierkegaard moet geloven doet de liefde in ieder geval één ding: zij maakt het je niet gemakkelijk. In het gedeelte ‘Liefde als vervulling van de wet’ verklaart Kierkegaard dat mensen die alleen op zoek zijn naar wijsheid uit ‘nieuwsgierigheid’ of ‘weetgierigheid’ dat die ‘op afstand wensen te blijven van zichzelf’. Die Farizeeër in het bekende Bijbelverhaal over de Barmhartige Samaritaan die aan Jezus vroeg: ‘wie is mijn naaste?’, hoopte misschien op een ‘wijdlopig onderzoek’. Maar de gelijkenis die hij als antwoord krijgt, is niet mis te verstaan. De waarheid en de naaste kwamen hem meteen te na.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Van alle aanwijzingen is geen enkele zekerder of edeler dan degene die aan de resultaten is ontleend.
Francis Bacon in Novum Organum I.73 (1620)
De Engelse filosoof en staatsman Francis Bacon, 1e Burggraaf van St. Albans (1561–1626), geldt als de vader van de ‘wetenschappelijke methode’. Als begin van de wetenschappelijke revolutie wordt vaak het jaar 1543 genomen, waarin onder meer Copernicus’ De revolutionibus orbium coelestium (over de bewegingen van de hemelsferen) werd gepubliceerd.
Voor Bacon betekende dit dat alle wetenschap van daarvoor, die nog samenviel met de filosofie en van speculatieve aard was, een afkeurenswaardige poging was om te ontsnappen aan het arbeidsintensieve werk van het empirische (op waarneming berustende) detailonderzoek van hoe de dingen werkelijk functioneren. Filosofen noemden voorheen die theorieën ‘waarheid’ waar ze ‘voldoening’ uithaalden. Bacon vond dat alleen waar was wat ‘werkzaam’ was. Daarmee werd technologische vooruitgang het criterium voor ware kennis: ‘resultaten en werken zijn de ware beschermheren en garanties voor de waarheid van filosofieën.’ Overigens betekende dat niet dat hij er een volkomen naturalistisch wereldbeeld op na hield. Integendeel: ‘We willen alle dingen hebben zoals het onze dwaasheid schikt, niet zoals het de Goddelijke Wijsheid past (…) We drukken het stempel van ons beeld op de schepselen van God, we zoeken niet vol ijver naar het stempel van God op de dingen.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De vrije mens denkt aan niets minder dan aan de dood; zijn wijsheid bestaat niet in overdenking van de dood, maar van het leven.
Spinoza in Ethica (IV, stelling 67)
Volgens Spinoza draait het voor de enkeling en de staat maar om één ding: je bevrijden van de slavernij der emoties om tot inzicht in de vrijheid te komen. Als wij erin slagen om de slechte passies, zoals haat, zelfoverschatting én zelfonderschatting, lust, schuldgevoelens en zelfverwijt, van ons af te schudden, worden we zowel lichamelijk als geestelijk gezonder. Volgens Theun de Vries (Spinoza – Biografie, 1991) vallen deugd, levenswil en sociaal bewustzijn bij Spinoza samen in het begrip ‘vrijheid’. Niet als ‘vrije wil’ om te doen waar je zin in hebt, maar in ‘zelfherkenning’ in de noodzakelijkheid: ‘Datgene zal vrij heten, wat alleen uit noodzakelijkheid van zijn eigen natuur bestaat …’ Hoop en vrees spelen dan geen rol meer, ook niet de vrees voor de dood. En als je vervolgens probeert wijzer te worden door het leven te overdenken, kom je wat Spinoza betreft uit op het adagium: bene agere et laeteri (goed te doen en blij te zijn).
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De halve waarheid is vaak een grote leugen.
Benjamin Franklin in Poor Richard’s Almanack (1732–1758)
Benjamin Franklin (1706–1790) is vooral bekend als een van de opstellers van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776) en de Amerikaanse grondwet, waardoor hij wordt beschouwd als een van Founding Fathers van het land. Zijn beeltenis siert het biljet van honderd dollar.
Franklin, zoon van een kaarsenmaker, was zelf in eerste instantie boekdrukker, maar richtte vervolgens een nieuwsblad op waarvan hij hoofdredacteur werd. Jarenlang publiceerde hij onder het pseudoniem Richard Saunders een humoristische almanak, waaruit het citaat afkomstig is. Daarin heeft Franklin het meer dan eens over de waarheid. Enkele voorbeelden:
– ‘Een leugen staat op één been, de waarheid op twee.’
– ‘Wat je raakt in een verwijt is de waarheid ervan.’
– ‘Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan.’
Zo kennen we althans die laatste uitspraak in het Nederlands. Franklin zei het natuurlijk anders: ‘When the wine enters, out goes the truth.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De weg van de overdaad leidt naar het paleis van de wijsheid.
William Blake
De Engelse schrijver, dichter, tekenaar, schilder en graveur William Blake (1757–1827) ontwikkelde een eigen mythologie, met een romantische en mystieke inslag, die door velen duister wordt gevonden. Voor hem zijn vrijheid en verbeelding belangrijker dan conventies en rede. In zijn belangrijkste prozawerk, met gravures van eigen hand, The Marriage of Heaven and Hell, geeft hij in de ‘Proverbs of Hell’ zijn levens- en kunstbeschouwing weer. Die heeft dionysische trekjes. Waar prudentie (wijsheid, beleid, inzicht, tact) voor veel filosofen tot de kardinale deugden behoort, omschrijft hij haar als ‘een rijke, lelijke oude vrijster die het hof gemaakt wordt door Onvermogen’. En waar traditioneel bezonnenheid tot wijsheid leidt, moet je volgens Blake juist de weg van de overdaad gaan om bij het paleis van de wijsheid te komen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De geneeskunde geneest ziekten van het lichaam, wijsheid bevrijdt de ziel van de hartstochten.
Democritus
Zowel de stoïcijnse filosoof Seneca als een criticaster van het stoïcisme als Plutarchus verwijzen in hun werk naar een tekst van de presocratische filosoof Democritus die zou gaan over euthumia, oftewel ‘het goede humeur van de ziel’. Dit vreugdevolle leven zocht Democritus in een evenwichtige toestand van de ziel. Alleen een kind kent ‘buitensporige verlangens’, maar een volwassene past zijn handelingen aan aan zijn mogelijkheden. De beheersing die daarvoor nodig is, ontleen je aan zelfkennis (je beperkingen kennen). En dat levert ook wat op, want ‘door weinig te verlangen, maakt een arm mens zichzelf rijk’.
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
Werkt uw levensfilosofie voor u, tegen u, of werkt zij helemaal niet?
Lou Marinoff in Levensvragen – Hoe filosofie je leven kan veranderen (2003)
Deze vraag moeten wij ons stellen van Lou Marinoff (1951), een van de bekendste filosofische practici ter wereld en oprichter van de Amerikaanse vereniging voor filosofische practici. Als je op een of andere manier ‘niet goed in je vel zit’, moet je je om te beginnen afvragen of je misschien lichamelijk niet in orde bent. Ga even langs bij de dokter. Maar als die niets kan vinden, moet je voordat je denkt dat je dan wel aan een psychische stoornis zult lijden, eerst even bedenken of er eigenlijk niet eerder sprake is van ‘onbehagen’. En voor onbehagen heb je geen medicijn of behandeling nodig. Als je daar mee blijkt te zitten, is het moment daar om je manier van denken en leven aan een onderzoek te onderwerpen. Dat noemen we ‘toegepaste filosofie’, die streeft naar wat Aristoteles fronèsis noemde, oftewel praktische wijsheid.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Het past een wijs man de dingen te gebruiken en er zoveel mogelijk van te genieten.
Benedictus de Spinoza in Ethica (1678)
In zijn boek over de ‘wellevenskunst’ zet Spinoza zich af tegen het ‘gruwelijk en somber bijgeloof’ van de puriteinen, die uit een doorgeschoten zondebesef zichzelf verbieden van het leven te genieten. Zo ‘grimmig’ kan God ‘of welk ander wezen ook’ toch niet zijn dat die zich in onze machteloosheid en ons ongemak verheugt en ons verdriet en onze angst als een deugd beschouwt? ‘Integendeel, hoe diepere blijheid wij voelen, tot hoe grotere volmaaktheid gaan wij over, dat wil zeggen hoe meer zullen wij deel krijgen aan de goddelijke aard.’ Een wijs man zal daarom zoveel mogelijk genieten van de dingen die tot zijn beschikking staan, al is het niet tot oververzadiging toe, want dan is het immers geen genieten meer. Dus wees matig met ‘aangename spijs en drank’, maar geef je over aan zaken die jou en een ander niet schaden, zoals ‘geuren en lieflijkheid van groenend kruid, fraaie kledij, muziek, kampspelen, toneelverstellingen’ en dergelijke.
Tevens verschenen op de Levenskunstkalender © Veen Media
Kennis kan ik willen, maar wijsheid niet.
Leslie Farber in The ways of the will (1966)
Volgens de Amerikaanse psychiater Leslie Hillel Farber (1912-1981) is het zo moeilijk gebleken om te definiëren wat ‘de wil’ is, omdat er twee verschillende ‘rijken’ van de wil zijn, die bijna niet op één noemer te krijgen zijn. Het eerste rijk betreft zaken die niet bewust worden ervaren, maar pas na de gebeurtenis kunnen worden afgeleid. Je zou dit het onbewuste kunnen noemen. Zelf constateert Farber dat de drie à vier beslissende keuzes in zijn leven pas achteraf zo belangrijk leken.
Het tweede rijk betreft wilsbesluiten waarvan je je bewust bent. Die keuzes zijn gericht op een bepaald doel en worden gestuurd door het nut: ‘Ik doe dit om dat te krijgen.’ In dit tweede rijk heb je iets aan wilskracht, inspanning en vastberadenheid. Het eerste rijk moet juist omzichtig worden benaderd. Het gaat mis wanneer je wat tot het eerste rijk behoort, met de aanpak van het tweede te lijf gaat. Je kunt naar bed willen gaan, maar als je wilt slapen lukt dat vaak juist niet. Zo geldt ook dat je wel meegaand kunt willen zijn, maar niet nederig, wel lust kunt willen wekken, maar geen liefde, en dat je kunt willen lezen, maar moet afwachten of je daardoor ook meer begrijpt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Meesterschap is de karaktertoestand die ervoor zorgt dat iemand de juiste keuzes kan maken.
Aristoteles in Ethica Nicomachea
Waar de Griekse filosoof Aristoteles het hier over heeft, wordt vaak vertaald met ‘voortreffelijkheid’, maar Kessels, Boers en Mostert (Vrije ruimte, 2002, p. 138) noemen het meesterschap. In beide gevallen gaat het om het uiteindelijke doel van de persoonlijke ethiek, de leer van het goede leven.
Volgens Aristoteles kun je je die levenshouding, die je in staat stelt om juist te kiezen, eigen maken door te oefenen. Ten eerste moet je steeds nadenken (reflecteren) over de keuzes die je daadwerkelijk hebt gemaakt en die afzetten tegen de maatstaven voor het goede leven (je waarden). Dan kun je je voornemen het de volgende keer net zo of juist anders te doen.
Maar wat doe je als je voor een keuze staat? Dan bepaal je wat het ‘juiste midden’ is, wat voor Aristoteles het redelijke principe van de praktische wijsheid is. Dat doe je door eerst vast te stellen wat in de gegeven situatie ‘een teveel’ (bijv. roekeloosheid) of ‘een te weinig’ (bijv. lafheid) is. Dan weet je vanzelf wat je moet doen: moedig zijn.
Wijsheid is het hoofdbestanddeel van het geluk. / Een leven in onwetendheid is uiterst aangenaam.
Sophokles in Antigone (1328) / Ajax (550)
In zijn Bespiegelingen over levenswijsheid breekt Arthur Schopenhauer (1788-1860) zich het hoofd over de vraag wie het gelukkigst is. Aan de ene kant heeft iemand die ‘innerlijk rijk’ is verder weinig nodig aan materiële zaken, aanzien of macht. Maar wie intellectueel begaafd is, is ook bijzonder gevoelig voor alle vormen van pijn. En zijn geestelijke grootheid vervreemdt hem van de meeste andere mensen. Daarom zegt men ook wel dat de ‘geestelijk minst bedeelden’ juist het gelukkigst zijn.
Zoals vaak gaat Schopenhauer graag te rade bij de klassieken. En dan stuit hij op diametraal tegenover elkaar liggende uitspraken, zoals die van Sophocles in de twee citaten. Maar ook als je de Bijbel erop naslaat, vind je bijvoorbeeld bij Prediker zowel ‘het leven van de dwaas is erger nog dan de dood’, als ‘want in veel wijsheid is veel verdriet’. Schopenhauer wil daarom het definitieve oordeel over deze kwestie graag aan de lezer overlaten.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Een man zonder enige ervaring met de wijsbegeerte zal altijd anderen aansprakelijk stellen voor zijn tegenslagen, een beginnend filosoof zichzelf, een volleerd wijsgeer echter geen van beiden.
Vroeger, heel vroeger was wijsbegeerte nog geen academische opleiding (met een beperkt beroepsperspectief), maar een wezenlijk verlangen van elke vrije burger. Men wist toen namelijk dat ‘niet de dingen zelf de mensen van streek maken, maar hun denkbeelden erover’, zoals de stoïcijnse filosoof Epictetus (ca. 50–130 n.Chr.) het formuleerde. Het was dus zaak de juiste denkbeelden te hebben, opdat je niet meer van streek raakte. En ‘de juiste denkbeelden ontwikkelen’, dat is een hele aardige definitie van filosoferen. Zo’n juist denkbeeld is volgens Epictetus dat wij noch anderen noch onszelf aansprakelijk moeten stellen voor onze tegenslagen, alleen onze opvattingen, want die bepalen dat wij iets als tegenslag zien.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De koning is 729 keer gelukkiger dan de dictator.
In De staat (Politeia) stelt Plato (ca. 427-347 v.Chr.) dat de ideale leider van zijn ideale staat de filosoof-koning is. Als filosoof weet hij wat rechtvaardigheid is, en het was de onrechtvaardigheid van de Atheense samenleving die had geleid tot de terdoodveroordeling van zijn leermeester Socrates. De filosoof-koning moet natuurlijk een gedegen opleiding krijgen, maar dan is hij in staat om de alleenheerschappij te voeren over de wachters (die garant staan voor de veiligheid) en het gewone volk.
Elders in De staat komt Plato in een ingewikkelde berekening tot de conclusie dat de dictator 729 keer zo ongelukkig is als de koning-filosoof. De dictator kent maar twee (‘onwettige’) genoegens, seksuele lust en macht, terwijl het slechts legitiem is om te verlangen naar wijsheid. Doordat de rechtvaardigheid de drie delen van de ziel (intellect, wil en lust) tot harmonie brengt, leeft de filosoof-koning in drie dimensies. Na nog wat berekeningen komt Plato tot een afstand van drie tot de macht zes (= 729), wat voor de pythagoreeërs een heilig getal was.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Hoe meer mensen kunnen lezen, hoe meer analfabeten je krijgt.
Het blijft een wonderlijk gegeven dat enkele van de grote wijsheidsleraren uit zeer uiteenlopende tradities – Socrates, Jezus van Nazareth, Lao Tse (of Laozi) – zelf niet of nauwelijks een woord op papier hebben gezet. Wilden zij niet dat hun woorden ‘ver-eeuwigd’ werden? Misschien had het te maken met hun doelstelling. Hun spreken was niet, over de hoofden van hun toehoorders heen, gericht op latere generaties en ‘doelgroepen’. Zij wilden met hun woorden het leven van hun concrete gesprekspartners veranderen.
Dominee Frans Breukelman windt zich op over nieuwe Bijbelvertalingen, zoals die van de zogenaamde Groot Nieuws Bijbel met als ondertitel ‘vertaling in omgangstaal’. Zodra er geen onderscheid meer bestaat tussen het spreken van profeten en apostelen en dat van gewone mensen in een willekeurig tijdsgewricht, kunnen zij de woorden niet meer horen. Hij betreurt soms zelfs de uitvinding van de boekdrukkunst: ‘Het ergste wat het levende Woord kon overkomen, was dat het in drukletters werd gevangen.’ Hij breekt dan ook een lans voor de oude Statenvertaling uit 1635, waarin zo letterlijk mogelijk werd vertaald en waar nodig nieuwe taal werd geschapen. Dat is precies het omgekeerde van wat Luther en latere vertalers deden die de taal van het volk van hun tijd volgden in plaats van die te bepalen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Sapere aude – heb de moed om wijs te zijn
Letterlijk betekent de uitspraak sapere aude van de Romeinse dichter Horatius (65–8 v.Chr.) ‘durf te weten’. Deze aansporing nam Immanuel Kant over in zijn programmatische Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? (1784). Daarmee werd het het motto van de Verlichting. Voor Kant ging het erom dat de mens zijn onmondigheid liet varen en niet meer alles aannam waarvan de autoriteiten uit heden en verleden zeiden dat het waar was. De vertaling ‘heb de moed om wijs te zijn’ is ontleend aan Friedrich Schiller die het een ‘veelbetekenende uitdrukking’ van een ‘oude wijze’ noemt.
Zelf denken en kennis vergaren, en je niet op anderen verlaten, maakt je wel eenzaam. Volgens de Duitse filosoof Schopenhauer in Bespiegelingen over levenswijsheid wordt de moed om ‘eigenwijs’ te zijn met het klimmen der jaren echter steeds ‘gemakkelijker en vanzelfsprekender’. Hij ziet het als het lot van ‘alle superieure geesten’ dat ze eenzaam zijn. Maar ‘als men boven de zestig komt, is de hang naar eenzaamheid ronduit natuurlijk’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wijsheid kruipt tevoorschijn uit een mierenhoop.
Een van de pioniers op het gebied van het socratisch gesprek in Nederland is filosoof Jos Kessels (1948). In zijn boek Socrates op de markt (1997) citeert hij het genoemde Afrikaanse spreekwoord om het gebeuren in een socratisch gesprek te karakteriseren. Een socratisch gesprek probeert aan de hand van een concreet voorbeeld antwoord te vinden op een filosofische vraag in de vorm van een of meer algemene principes. Maar ook in een systematische, begeleide dialoog als het socratisch gesprek komen allerlei feiten, details, argumenten, redeneringen, standpunten en overwegingen aan de orde. Wat de boel bij elkaar houdt, is steeds: ‘Wat is wijsheid in dit concrete voorbeeld? Wat zijn in deze wirwar de belangrijkste overwegingen, regels of principes?’
Dit is een hele concrete manier om te komen tot ‘visie’, een woord dat in politiek, maatschappij en bedrijfsleven zo vaak wordt gebezigd dat het soms ergernis opwekt. Dat die visie in een socratisch gesprek wordt ontwikkeld aan de hand van een concrete politieke, maatschappelijke, organisatorische of persoonlijke gebeurtenis, maakt dat visie dan meer wordt dan ‘verbalisme’. En juist daarom is het mogelijk om tot consensus (of ‘vruchtbare dissensus’) te komen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Droge ziel: de meest wijze en de beste.
De Griekse filosoof Herakleitos (ca. 540-480 v.C.) wordt wel ‘de duistere’ genoemd. Hij is beroemd om zijn uitspraken dat ‘alles stroomt’ en dat je geen twee keer in dezelfde rivier kunt stappen, maar doordat slechts fragmenten bewaard zijn gebleven, zijn de meeste van zijn uitspraken in al hun compactheid soms moeilijk te duiden. Zo vervolgt het fragment over de rivier met de uitspraak ‘maar ook zielen dampen uit het vochtige op’. Zoals Thales meende dat het oerelement water was, beschouwt Herakleitos het vuur als de belichaming van alle veranderingen in de kosmos. Het wezen van de verandering in individuele dingen noemt hij ‘de ziel’, wat bij de mens ‘het gemoed’ wordt. De zielen zijn allemaal onderhevig aan een proces van ontstaan en vergaan, waarbij zij uit water ontstaan, als vuur leven en door water vergaan. De suggestie wordt gewekt dat er een soort kringloop is, waarbij de in water opgeloste (‘dode’) zielen daaruit als damp herboren worden. In het algemeen geldt dat de beste en meest wijze ziel een droge lichtstraal is. Als iemand dronken is, heeft hij vocht in zijn ziel, en moet hij, wankelend en niet beseffend waar hij heen gaat, worden geleid door een kind.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Meesterschap is de karaktertoestand die ervoor zorgt dat iemand de juiste keuzes maakt …
Aristoteles in Ethica Nicomachea (1106 b 36)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Enige tijd geleden drong het tot mij door dat de wijste mensen die ik ken, allemaal één ding gemeen hebben: ze zijn gulzig op zoek naar wijsheid.
Jeff Myers in Finding the wise people (2001, lifeway.com)
Leiderschapscoach Jeff Myers geeft zelf toe dat het voor de hand lijkt te liggen, maar voegt daaraan toe dat het dat niet is. Je moet namelijk nederig te zijn om bij anderen te rade te gaan, en dus voortdurend vechten tegen je eigen trots en zelfgenoegzaamheid.
- Wie weet wat jij moet weten?
- Wie doet wat jij graag wilt doen?
- Wie kent jou beter dan jijzelf?
- Wie geeft je eerlijke, constructieve feedback?
- Wie kan je bemoedigen en begeleiden?
Jezus zegt: Heb Uw broeder lief als Uw ziel, behoed hem als de appel van uw oog.
Het Evangelie van Thomas (uit het Koptisch vertaald en toegelicht door Gilles Quispel (2004))
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Wisdom and knowledge shall be the stability of thy times [wijsheid en kennis zullen de vaste grond van uw tijd zijn]
Tekst op het portaal boven de ingang tot het RCA building, New York, gemaakt door Lee Lawrie, 1934
Het is dus uitgesloten dat men gelukkig zou zijn, als men niet wijs en goed is.
Socrates tegen Alcibiades in de dialoog Alcibiades I (134a) van Plato (?)
Non scholae sed vitae discimus = ‘Je leert niet voor school, maar voor het leven’
??
Het is de levenswijsheid van dwazen, die echter maar al te vaak voorkomt, dat men slechts door schade en schande wijs zou kunnen worden.
Desiderius Erasmus in ‘Traktaat over opvoeding en onderwijs’ (1529) in Over opvoeding en vrije wil (1992)
Op de bodem van de ziel liggen bepaalde inzichten waarvan wij ons weinig bewust zijn en die pas bruikbaar beginnen te worden wanneer zij geformuleerd zijn.
Lucius Annaeus Seneca in Brieven aan Lucilius (nr. 94)
- 1
- 2
- Volgende »