Ziel
Zonder een ruimte-innemende substantie is persoonlijkheid of een blijvend bewust ego na de lichamelijke dood ondenkbaar.
Duncan MacDougall in ‘Hypothesis Concerning Soul Substance Together with Experimental Evidence of The Existence of Such Substance’ in American Medicine (april 1907)
Om het bestaan van de menselijke ziel wetenschappelijk te bewijzen voerde de Amerikaanse arts MacDougall een experiment uit door zes tuberculosepatiënten tijdens hun sterfproces te wegen. Een van de patiënten verloor iets meer dan 21 gram, en dat gegeven is in de populaire cultuur opgepikt. Er werd een film gemaakt onder die titel en de Nederlandse band BLØF maakte er een nummer over. MacDougall zelf ging verder met het wegen van schapen en honden. Bij de eerste constateerde hij toename en afname van gewicht, wat zou wijzen op ‘portalen die de ziel transporteren’, maar honden vertoonden geen gewichtsverlies en hadden volgens hem dus geen ziel.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Als de ziel onsterfelijk zou zijn, dan heeft ze verzorging nodig.
Renée van Riessen in De ziel opnieuw – Over innerlijkheid, inspiratie & onderwijs (2013)
In de loop van de dialoog Phaedo van Plato ontstaat het beeld van de ziel als tijdelijke bewoner van het lichaam dat de westerse filosofie en theologie eeuwenlang bepaalde. De argumentatie van Socrates voor de idee dat de ziel na de dood voortleeft, is volgens Van Riessen anders dan gebruikelijk, minder academisch, meer ethisch. Socrates spreekt er volgens haar over in de ‘toonsoort van de hoop, het vermoeden en de verwachting’. Maar als dat vermoeden juist is, is de filosofie van groot belang, want het ‘overtuigd zoeken naar waarheid’ ‘is de beste verzorging die je de ziel kunt geven’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Alle schijnbare causaliteit in het zieleleven stamt uit de neiging van vele psychologen om hun dogma’s in een mechanistische of natuurkundige vermomming te steken.
Alfred Adler in De zin van het leven (1933, 1935)
Tegen het eind van zijn leven heeft Alfred Adler (1870–1937), een van de stamvaders van de psychoanalyse, volledig afscheid genomen van het freudiaanse denken in termen van onbewuste driften. Hij hanteert bij zijn ontmoetingen met patiënten de stelregel: ‘alles kan ook anders zijn.’ Hij is overtuigd geraakt van de ‘vrij scheppende kracht van het individu’. Alleen ziet hij deze kracht alleen in de eerste levensjaren en constateert hij dat dit vermogen in het latere leven beperkt is doordat de mens dan een levensstijl heeft gekozen. Dat het voor een wetenschappelijke psychologie nodig zou zijn om te denken in termen van oorzaak en gevolg als het om het ‘zieleleven’ gaat, is volgens hem ook niet meer nodig, omdat de fysica zelf het ‘dogma van de causaliteit’ inmiddels verlaten heeft.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Iedereen wordt gelijk aan datgene wat hij liefheeft. Bemint ge de aarde? Dan zult ge aarde zijn. Bemint u God? Dan zeg ik, ge zult God zijn.
Augustinus in Epistolam Johannis ad Parthos 2, 14
Net als voor Plato geldt voor kerkvader Augustinus van Hippo (354–430) dat de rede ons inzicht geeft in de kosmische orde. Voor beiden geldt ook dat zij menen dat het Goede dat de mens moet nastreven het zien en liefhebben van die orde is. En zij zijn het er ook over eens dat wij mensen te zeer in beslag worden genomen door het zintuiglijke waarneembare, de uiterlijke manifestaties van die hogere orde. Daarom moeten wij ernaar streven ons te bekeren en onze aandacht en ons verlangen verleggen. ‘Want de gehele morele toestand van de ziel hangt uiteindelijk af van datgene waaraan ze aandacht besteedt en waarvan ze houdt’ (Charles Taylor, Bronnen van het zelf, p. 192). Voor Augustinus gaat het overigens meer over liefde dan over aandacht. De liefde voor de aarde is dan in feite genotzucht, en hij geeft er de voorkeur aan zijn ziel te laten vormen door de liefde tot God en de naaste.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Onze ziel te leren kennen: dat was dus wel de vermaning van hem die voorschreef: Ken uzelf.
Socrates in de dialoog Alcibiades van Plato
Joep Dohmen noemt in zijn anthologie Over levenskunst (2002) de dialoog Alcibiades van Plato de eerste tekst over levenskunst uit de geschiedenis van de filosofie. Levenskunst is voor Plato (en Socrates) van belang voor elk individu, maar vooral ook voor mensen die een maatschappelijke functie willen bekleden. De zogenaamde ‘zorg voor zichzelf’ is voor hem dan ook ‘fundamenteel moreel van aard’.
In de dialoog ondervraagt Socrates de jonge Alcibiades streng over diens ambitie om politiek carrière te maken. Door zijn vragen dwingt Socrates Alcibiades om toe te geven dat de mens ‘iets anders’ is dan zijn lichaam, namelijk ‘datgene wat zich van het lichaam bedient’. En dat laatste kan niets anders dan de ziel zijn, moet Alcibiades toegeven. Vervolgens verwijst Socrates, in het citaat, naar het Oudgriekse aforisme ‘Ken uzelf’, een inscriptie in de Tempel van Apollo in Delphi. De conclusie is dat Alcibiades alleen dan kan slagen in zijn ambities als hij zijn ziel onderzoekt en ontwikkelt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Strijd kloekmoedig; een gewoonte wordt door een andere overwonnen.
Thomas a Kempis in De navolging van Christus (1471-1472)
Veel psychotherapeuten en zelfhulpgoeroes van tegenwoordig waarschuwen ons dat we moeten zorgen dat we later niet het slachtoffer worden van het treuren over gemiste kansen of slecht gedrag. We moeten proactief zijn en ons morele kompas volgen. In zijn traktaat heeft de middeleeuwse mysticus Thomas van Kempen het over ‘de rouwmoedigheid des harten’, zoals een vertaling luidt van de titel van het hoofdstuk waaruit het citaat afkomstig is.
Als je ‘vooruitgang’ wilt boeken, moet je ‘niet al te vrij’ zijn en je niet overgeven aan ‘lichtvaardige vrolijkheid’. Door onze lichtzinnigheid hebben we vaak niet in de gaten dat onze ziel lijdt. ‘Wij lachen dikwijls onbezonnen, als wij redelijkerwijze behoorden te wenen.’ Als we niet steeds proberen ons geweten zuiver te houden, moeten we dat later met veel spijt bekopen. Daarbij geeft Thomas ook een belangrijke tip. Het is alleen mogelijk om van je slechte gewoonten af te komen, door er andere voor in de plaats te stellen. Bonus is dat andere mensen je met rust zullen laten als je je slechte gewoonten opgeeft.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De geneeskunde geneest ziekten van het lichaam, wijsheid bevrijdt de ziel van de hartstochten.
Democritus
Zowel de stoïcijnse filosoof Seneca als een criticaster van het stoïcisme als Plutarchus verwijzen in hun werk naar een tekst van de presocratische filosoof Democritus die zou gaan over euthumia, oftewel ‘het goede humeur van de ziel’. Dit vreugdevolle leven zocht Democritus in een evenwichtige toestand van de ziel. Alleen een kind kent ‘buitensporige verlangens’, maar een volwassene past zijn handelingen aan aan zijn mogelijkheden. De beheersing die daarvoor nodig is, ontleen je aan zelfkennis (je beperkingen kennen). En dat levert ook wat op, want ‘door weinig te verlangen, maakt een arm mens zichzelf rijk’.
Tevens verschenen op de Levenskunst Kalender © Veen Media
Zonder inzet gaat de ziel schimmelen.
Ben Schreurs, Filosofisch dagboek (Tijdschrift voor Biografie), 25 januari 1990
De Utrechtse psycholoog Ben Schreurs (1934–2015) promoveerde op de metafysica van Karl Popper en hield een filosofisch dagboek bij dat na zijn dood werd gevonden. Fragmenten daarvan zijn gepubliceerd in het Tijdschrift voor Biografie. Een van de thema’s in het dagboek is de zin van het leven, die volgens hem schuilt in een verhaal of een daad, maar nooit in een theorie.
Het citaat maakt deel uit van enkele gedachten over het goede leven. Volgens Schreurs moet een mens ‘hoog spel’ durven spelen, ‘inzetten op een hoger en intenser leven’. Dat brengt wel onzekerheid met zich mee en uiteindelijk loop je ook het gevaar dat je verliest. Maar het betekent ook dat ‘de mislukkeling’ ons respect verdient: ‘hij heeft ingezet en verloren.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Het weten is gedrag, een hartstocht. In de grond ongeoorloofd gedrag.
Robert Musil in De man zonder eigenschappen (1930-1932)
Je kunt in deze tijd niet níét willen weten, zegt Ulrich, de hoofdpersoon van het monumentale, maar helaas onvoltooide Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil (1880-1942). En de wetenschappers weten van geen ophouden, ze zullen niet rusten tot de mens geen ziel meer heeft, maar volledig biologisch en psychologisch te begrijpen en te behandelen is. Ulrich kan het alleen verklaren door ‘de wil tot weten’ (zoals Foucault die noemde) te vergelijken met drankzucht en de drang tot geslachtsverkeer of geweld. Ook de dwang om alles te moeten weten leidt tot een onevenwichtig karakter. Het is dan ook niet juist om te zeggen dat de ‘onderzoeker de waarheid najaagt’, het is eerder zo dat zij jacht maakt op hem. ‘Hij ondergaat haar.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De ziel huivert voor de leegte en wil tot iedere prijs contact.
Hjalmar Söderberg in Dokter Glas (1905)
De Zweden beschouwen Hjalmar Emil Frederik Söderberg (1869-1941) als een van de belangrijkste schrijvers van rond de vorige eeuwwisseling, direct achter Strindberg. Een aantal van zijn romans is in het Nederlands vertaald, waaronder Dokter Glas, volgens Maarten ’t Hart ‘een van de volmaaktste romans over moord en liefde’.
Opvallend aan de plot van dit boek is niet alleen de voor die tijd openhartige behandeling van erotische problemen, maar ook dat daarin het onderbewuste wordt gebruikt als verklaring en zelfs in zekere zin een rechtvaardiging voor moord.
Söderberg had in ieder geval oog voor de ontwikkelingsgeschiedenis van het kwaad in de mens: ‘Men wil bemind worden, bij gebrek daaraan bewonderd, bij gebrek daaraan gevreesd, bij gebrek daaraan verafschuwd en veracht.’ En dat allemaal omdat de ziel huivert voor de leegte en tot iedere prijs contact wil.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Weten wij wat de dood is? Is het volgens ons niet de scheiding van ziel en lichaam?
In deze dialoog van Plato (427–247 v.Chr.) vertelt Phaedo/Phaidoon aan Echekrates over de laatste dag van het leven van Sokrates. Nadat deze laatste is beschuldigd van het bederven van de jeugd van Athene krijgt hij te horen dat aan het eind van die dag het doodsvonnis zal worden voltrokken middels de gifbeker. Tot verbazing van de aanwezige vrienden lijkt Sokrates zijn sterven te verwelkomen: hij merkt op dat de dichter Evenos als liefhebber van de waarheid hem maar snel moet volgen in de dood. Waar het om gaat is die liefde voor de waarheid. Sokrates probeert zijn vrienden ervan te overtuigen dat wij bij het verwerven van kennis alleen maar worden belemmerd door ons lichaam, met al die zintuigen die niet helder en nauwkeurig kunnen waarnemen. Zij komen uiteindelijk tot de conclusie dat de wijsgeer zich zo min mogelijk moet laten leiden door het lichaam, maar dat het beoefenen van de deugden de ziel zuivert van wat onwaar en ongezond is. En volgens Plato en Sokrates zijn we eenmaal bevrijd van dat lichaam in de dood pas werkelijk (weer) in staat de zuivere waarheid waar te nemen, namelijk met onze goddelijke ziel.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Als je onder eeuwigheid niet oneindige tijdsduur, maar ontijdelijkheid verstaat, dan leeft hij eeuwig die in het heden leeft.
Vlak voordat hij in paragraaf 7 zal zeggen dat je moet zwijgen over de dingen waarover je niets kunt zeggen, houdt Wittgenstein zich in de Tractatus bezig met de dingen die er werkelijk toe doen: ethiek, leven en dood, en God. Zo beweert hij dat de dood geen gebeurtenis in het leven is, dat wij de dood niet ervaren. Ons leven heeft geen einde, op dezelfde wijze als waarop we de grenzen van ons gezichtsveld niet zien.
Maar met de constatering dat wie eeuwig wil leven, in het heden moet leven, zijn we er nog niet. Er bestaat immers geen enkele garantie voor de onsterfelijkheid of het eeuwig overleven van de menselijke ziel na de dood. Maar het aannemen van een onsterfelijke ziel lost het raadsel ook helemaal niet op. Het eeuwige leven zelf is net zo’n groot raadsel als ons huidige leven. ‘De oplossing voor het raadsel van het leven in ruimte en tijd ligt buiten ruimte en tijd.’
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Droge ziel: de meest wijze en de beste.
De Griekse filosoof Herakleitos (ca. 540-480 v.C.) wordt wel ‘de duistere’ genoemd. Hij is beroemd om zijn uitspraken dat ‘alles stroomt’ en dat je geen twee keer in dezelfde rivier kunt stappen, maar doordat slechts fragmenten bewaard zijn gebleven, zijn de meeste van zijn uitspraken in al hun compactheid soms moeilijk te duiden. Zo vervolgt het fragment over de rivier met de uitspraak ‘maar ook zielen dampen uit het vochtige op’. Zoals Thales meende dat het oerelement water was, beschouwt Herakleitos het vuur als de belichaming van alle veranderingen in de kosmos. Het wezen van de verandering in individuele dingen noemt hij ‘de ziel’, wat bij de mens ‘het gemoed’ wordt. De zielen zijn allemaal onderhevig aan een proces van ontstaan en vergaan, waarbij zij uit water ontstaan, als vuur leven en door water vergaan. De suggestie wordt gewekt dat er een soort kringloop is, waarbij de in water opgeloste (‘dode’) zielen daaruit als damp herboren worden. In het algemeen geldt dat de beste en meest wijze ziel een droge lichtstraal is. Als iemand dronken is, heeft hij vocht in zijn ziel, en moet hij, wankelend en niet beseffend waar hij heen gaat, worden geleid door een kind.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Ieder van ons is meerdere anderen, is velen, is een uitgebreide reeks zichzelven.
Fernando Pessoa, onder de naam Bernardo Soares, in Het boek der rusteloosheid (1982, 1990)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
… tussen mens en mens is het helpen het hoogste, het scheppen komt alleen aan de god toe.
Søren Kierkegaard in Wijsgerige kruimels (1844)
Deze ene gedachte is Socrates volgens de Deense wijsgeer Søren Kierkegaard (1813–1855) altijd trouw gebleven. Socrates was en bleef een ‘vroedvrouw’ die anderen hielp hun gedachten geboren te laten worden, tijdens drinkgelagen, in iemands werkplaats of op de markt. Hij zag in dat deze vorm van hulp ‘het hoogste’ is waartoe je in relatie tot een ander kunt komen.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De filosofie geneest menselijke ziekten, ziekten veroorzaakt door onjuiste overtuigingen.
Martha Nussbaum in Therapy of desire – Theory and practice in Hellenistic ethics (1994)
Zijn de hartstochten dan de heidenen van de ziel? / Alleen redenen gedoopt?
Edward Young in The Complaint, or Night Thoughts on Life, Death and Immortality (1742–1748)
… zonder filosofie wagen tegenwoordig alleen misdadigers het nog om anderen te benadelen …
Robert Musil in Der Mann ohne Eigenschaften (1952)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
De ziel heeft geen geslacht.
Christina van Zweden in Christine de Suède et le cardinal Azzolino: lettres inédites (1666-1668) (uitgegeven in 1899)
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Ed. Hoornik in ‘Op school stonden ze op het bord geschreven’ (1952)
Het latere werk van de dichter Eduard (Ed) Jozef Antonie Marie Hoornik (1910–1970) is sterk getekend door zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog als gevangene in Vught en Dachau. Al voor de oorlog was Hoornik fel gekant tegen het nazisme, waarover hij onder meer het waarschuwende gedicht ‘Pogrom’ (1939) schreef, met de beroemde slotregel: ‘het is maar tien uur sporen naar Berlijn.’
Af en toe een filosoof een bedrijf binnenlaten is geen overbodige luxe.
Alain de Botton in ‘The case for putting philosophers into company boardrooms’ in Financial Times, 1 januari 2014
Weet dus, dat je een god bent …
Cicero in De re publica VI (9–29; vertaling van H.W.A. van Rooijen-Dijkman in Hermeneus, februari 1987)
Zeggen dat de ziel boos is, is net zoiets als zeggen dat de ziel weeft of huizen bouwt.
Aristoteles in De anima (408b 12–15)
Een filosoof die wegkwijnt kan in zijn poging een zuiver, onthecht verstand te worden zijn eigen streven naar het goede verhinderen.
Martha Nussbaum in De breekbaarheid van het goede (1986)
Er bestaan geen antibiotica voor de ziel.
Berend Olivier in ‘Het gevecht om de anti-agressiepil’, NRC Handelsblad, 28 maart 2014
Het is dus uitgesloten dat men gelukkig zou zijn, als men niet wijs en goed is.
Socrates tegen Alcibiades in de dialoog Alcibiades I (134a) van Plato (?)
De filosofie zou zich als geneeskunde van de ziel nog wel kunnen handhaven, omdat de gezonden dan zouden weten dat ze hun niet tot last zal zijn.
Christoph Martin Wieland in Filosofie als levenskunst en geneeskunst van de ziel (1778)
Onze ziel te leren kennen: dat was dus wel de vermaning van hem die voorschreef: Ken uzelf.
Socrates tegen Alcibiades in de dialoog Alcibiades van Plato
Op de bodem van de ziel liggen bepaalde inzichten waarvan wij ons weinig bewust zijn en die pas bruikbaar beginnen te worden wanneer zij geformuleerd zijn.
Lucius Annaeus Seneca in Brieven aan Lucilius (nr. 94)
Het menselijk lichaam is het beste beeld van de menselijke ziel.
Ludwig Wittgenstein in Filosofische onderzoekingen (1953, II iv.)
- 1
- 2
- Volgende »