Sinds het eind van de vorige eeuw houdt de Duitse filosoof en socioloog Jürgen Habermas (1929) zich weer bezig met religieuze thema’s. Hij is ervan overtuigd dat het gelijkheidsdenken, de ideeën van vrijheid en solidariteit, van een zelfstandige levensregie en emancipatie, van het individuele geweten, de mensenrechten en de democratie ‘een rechtstreekse erfenis zijn van de joodse gerechtheids- en de christelijke naastenliefde-ethiek’ zijn. Hoewel het in de loop van de geschiedenis nodig is gebleven om die uitgangspunten kritisch te onderzoeken en opnieuw te interpreteren, bestaat er volgens Habermas tot op heden geen alternatief. ‘Al het andere is postmodern gezwets.’ Ook zijn eigen denken ’teert op’ die christelijke erfenis. Wat hem betreft ontbreekt in het ‘postmetafysische denken’ van moderne, seculiere samenlevingen ‘elk algemeen bindend begrip van het goede en voorbeeldige leven’.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media