Freek de Jonge in ‘Ik sta hier en jij zit thuis’ van Neerlands Hoop – Interieur (1976–1977)
Hij speelt in steeds kleinere zalen en ze zitten ook niet elke keer vol, zoals in de jaren tachtig en negentig toen Freek de Jonge (geb. 1944) de onbetwiste grootmeester van het Nederlandse cabaret was. Hij was bij uitstek iemand die leed onder het multatuliaanse feit dat hij van alles te zeggen had, maar wist dat mensen alleen luisterden als er ook iets te lachen viel, waarna hij zijn publiek vervolgens hun platheid verweet op een manier die het de slappe lach bezorgde.
Ook in de tijd dat hij nog met Bram Vermeulen (1946–2004) letterlijk en figuurlijk Neerlands Hoop (in Bange Dagen) vormde, was er al een ‘andere’ kant van Freek, die zich vooral uitte in zijn liedjes. Daarin spreekt hij zijn geliefde aan en bekent hij dat hij soms een beetje voor haar vlucht, omdat hij bang is voor de verantwoordelijkheid en altijd dacht dat vrijheid is ‘dat je voor niemand hoeft te zorgen’ en ‘dat je de ander weet te boeien’. Hij is bang voor ‘woorden als liefde en geluk’, want hij maakt ‘altijd alles stuk’. Ten slotte komt hij tot de conclusie:
Ik sta hier en jij zit thuis / En je wacht op mij / Tot ik eventjes bij jou kom schuilen / De ergste angst er uit te huilen / Vrijheid is / Dat je echt van iemand houdt
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media