Luigi Pirandello geldt als een van de grote existentialistische schrijvers. Net als andere existentialisten beperkt hij het belang van het individuele bestaan echter tot de mens. Ook bij bijvoorbeeld Sartre zien we een grote nadruk op het verschil tussen mens en dier, tussen geest en lichaam. Die nadruk komt voort uit de angst dat voor het dier, het lichaam wel geldt wat voor de mens of voor zijn geest absoluut niet mag gelden: dat het precies dat is wat de wetenschap erover zegt – een volledig mechanisch gebeuren. Dan verliezen we immers onze vrijheid, onze moraal, en uiteindelijk de zin van ons leven. Een volledig evolutionair perspectief op de mens is voor een kinderloze filosoof als Sartre natuurlijk ondenkbaar. De eerste filosoof die de uitdaging van het sciëntisme – het geloof dat de werkelijkheid alleen voor de wetenschap toegankelijk is – rechtstreeks aangaat is Bruno Latour. Hij ‘breidt het existentialisme uit tot de dingen’. Voor alles geldt dat het bestaan vooraf gaat aan de essentie. De overtuiging dat de aarde altijd al draaide is een ‘respectabel geloof’. Zoals ook het geloof van de Bimin-Kuskumin van Nieuw-Guinea dat zij de hele mensheid zijn, respectabel is.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media