René Descartes in Over de methode (1637, 1987)
Aan het slot van zijn betoog over de methode van het denken merkt Descartes (1596–1650) op dat hij nog bijna nooit een criticus is tegengekomen die zijn opvattingen strenger of rechtvaardiger beoordeelde dan hijzelf. Bezwaren die ertegen zijn denkbeelden werden opgeworpen had hij zelf vaak allang bedacht. Ook is hem opgevallen dat er in de debatten op de universiteiten nooit nieuwe waarheden worden ontdekt. Daar wil iedereen alleen maar winnen en komt het nooit tot het afwegen van argumenten. Daar vind je dus misschien wel goede ‘advocaten’ van opvattingen, maar nog niet een rechter die tot een wijs oordeel komt.
Tevens verschenen op de Filosofiekalender © Veen Media